mogelijk wezen moest; deze gedachte stelde mij weder
enigszins gerust, en het denkbeeld, dat elke schrede, die ik nu deed,
mij dichter bij de mijnen bracht, nam weldra mijn geest zodanig in, dat
het alle andere, ook dat van mijn laatste avonturen, ten eenenmale
verdrong.
* * * * *
TIENDE HOOFDSTUK,
WAARIN VERHAALD WORDT, HOE FERDINAND TE HUIS KWAM EN HOE HIJ INSLIEP,
WELK VOORBEELD DE LEZER MAG VOLGEN, ZOO HET HEM GOEDDUNKT.
O! wie kan naar eisch dien stroom van gewaarwordingen beschrijven, die
ons overstelpt, wanneer wij, na een lange afwezendheid, het ouderlijk
huis weder naderen, en de oogenblikken tellen, die ons nog scheiden van
hen, die ons dierbaar zijn. Welk een vreemde mengeling van blijdschap,
van hoop, van angstvalligheid, van geluk, van vrees, komen ons gemoed
vervullen!--Welk een aantal verwarde en verschillende vragen stellen
zich aan onze verbeelding voor!--Zullen al de leden van het huisgezin
gezond en bij elkander zijn?--Zal er geen lastig bezoek wezen van
onverschillige derden, wier tegenwoordigheid die zoete stonden des
wederziens belemmert en ons het warme gevoel des harten dwingt te
smoren?--Heeft men wellicht juist dezen dag tot een pleiziertocht
uitgekozen? of is men om een andere reden afwezig, zoodat wij bij onze
terugkomst slechts ledige en verlatene kamers, en niemand vinden om aan
het hart te drukken?--Leven de oude dienstboden nog, waaraan wij van
kindsbeen af gewend waren, of zullen wij op ons aanschellen deze of gene
onbekende neepmuts zien verschijnen, die, alleen de bovendeur openende,
en met een verbaasd gelaat de ontroering bespeurende, die op het onze te
lezen is, ons begroet met de ijskoude vraag: "wat is er van je dienst,
Sinjeur?"--Zal het huisraad nog in elk vertrek dezelfde plaats
bekleeden, waar het vroeger stond, en waar het, naar ons begrip, behoort
te zijn gebleven? Zullen de kamers zelve dezelfde bestemming bewaard
hebben?--Ach! wij herinneren ons alles, zooals het zich bij ons vertrek
bevond, en wij weten, dat elke verandering, die wij vinden zullen, ook
die ten goede is aangebracht, ons een gevoel van leedwezen zal doen
ondervinden.
Ook in mijn geest speelden en verdrongen zich al die vragen, terwijl ik
met haastige schreden mijn weg langs den Binnen-Amstel vervolgde. Nu
bereikte ik de Erwtenmarkt, de Doodkistemakersgracht: ik zag den
Regulierstoren voor mij; deze was een herkenningspunt; want men kon hem
evenzeer zien van he
|