FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134  
135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   >>   >|  
te mogen brengen, waar UEd. wezen wilde.--Men treft soms onwelkom gezelschap op reis aan," (dit laatste was ik volkomen met hem eens) "en het is ridderplicht, de dames, die alleen en verlaten zijn, daartegen te beschermen." Ik was nog niet recht bekomen van mijn verbazing. Ik zag, hoe Amelia bleek en ontsteld was geworden door de gemeenzame toespraak van den vrijpostigen losbol: en ik wist nog niet, welke houding ik moest aannemen. Het eenvoudigste ware zeker geweest, terstond aan Lodewijk te verklaren, dat de Juffer geene bescherming behoefde, daar zij zich reeds onder de mijne bevond; maar ik huiverde op de gedachte, daardoor verkeerde vermoedens op te wekken bij iemand, op wiens bescheidenheid ik mij niet kon verlaten. "Waar zal Henriette Blaek mij voor houden," dacht ik bij mijzelven, "wanneer zij van haar neef verneemt, dat ik met een mooi jong meisje op reis ben geweest?" Deze gedachte belette mij te handelen gelijk de edelmoedigheid mij eigenlijk zoude hebben voorgeschreven, en ik besloot, mij te vergenoegen met aan Lodewijk het voortzetten zijner aanbiedingen te beletten, door zelf een gesprek met hem aan te knoopen. "Is UEd. hedenmorgen reeds van Guldenhof aan komen rijden? UEd. moet het warm hebben, ofschoon de ochtendstond altijd het best geschikt is tot dergelijke tochten. En hoe vaart de familie op Guldenhof? Het is een fraai paard, dat UEd. daar heeft," enz. enz. Lodewijk antwoordde slechts met enkele woorden op deze en dergelijke toespraken, welke ik tot hem richtte: en, geene de minste gedachte voedende, dat ik tot Amelia in eenige betrekking stond, bleef hij haar gedurig aanstaren, lonkte en knipoogde, en scheen haar door zijdelingsche wenken te kennen te willen geven hoe onaangenaam hem de stoornis was, welke ik in hun _tete-a-tete_ had aangebracht. Wat Amelia betrof, zij beantwoordde hem op dezelfde wijze, als hij mij deed, namelijk met niet veel meer dan "ja Mijnheer!" of "neen Mijnheer!" Zij hield de oogen gedurig voor zich geslagen op het kopje, dat zij in de hand hield en waaruit zij nu en dan een langzame teug nam. Ik kon niet nalaten van met een gevoel van diepe beschaming op te merken, dat zij, na mij toen ik binnenkwam even te hebben aangezien, geen oog meer op mij wendde, als wilde zij mij de bescherming niet afvergen, welke ik haar niet uit eigen beweging verleende. Deze bescheidenheid van hare zijde overwon weldra mijn voornemen om mij te houden, alsof wij elkaar niet kenden, en ik w
PREV.   NEXT  
|<   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134  
135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   >>   >|  



Top keywords:
gedachte
 

Amelia

 

Lodewijk

 
hebben
 
Mijnheer
 
bescheidenheid
 

geweest

 

bescherming

 

Guldenhof

 

dergelijke


gedurig
 
houden
 

verlaten

 

wenken

 

zijdelingsche

 

kennen

 

scheen

 

lonkte

 

knipoogde

 

aanstaren


aangebracht
 

onaangenaam

 

stoornis

 
willen
 

kenden

 
antwoordde
 
slechts
 

enkele

 

familie

 

woorden


elkaar

 

eenige

 
betrekking
 
betrof
 

voedende

 
minste
 

toespraken

 

richtte

 

voornemen

 

waaruit


langzame

 

geslagen

 
wendde
 

merken

 
binnenkwam
 
beschaming
 

nalaten

 

gevoel

 
aangezien
 

afvergen