tot leidsman te
verstrekken."
"Ik heb nog liever, Mijnheer!" zeide Amelia, "dat zich de spijtige
uitdrukking van zoo straks op uw gelaat vertoont, dan dat gij mij door
plichtplegingen zoekt tevreden te stellen, die ik, helaas! te wel weet
dat niet meer kunnen zijn dan ijdele klanken. Wat mij betreft, ik spreek
ernstig: en ik verzeker u, het doet mij innig leed, dat mijn vader het
noodig geoordeeld heeft, u een last op den hals te laden, welke u geene
andere dan onaangename gevolgen berokkenen kan. Want, ach! zoo is het
altijd gegaan. Het is de vloek, die op ons huis ligt, dat elke dienst,
daaraan bewezen, het ongeluk bewerkt van hem, die dezen dienst bewijst."
"Mejuffrouw!" hernam ik: "ook ik spreek ernstig, en ik betuig u uit den
grond mijns harten, dat, zoo de dienst, welken ik u thans poog te
bewijzen, aan de verwachting van uw vader beantwoordt, mij die nimmer
ongelukkig zal kunnen maken; want welke gevolgen die ook hebbe, ik zal
het bewustzijn behouden van den plicht der dankbaarheid volbracht en
naar de inspraak van mijn geweten gehandeld te hebben."
"Gij zijt een braaf mensch, Mijnheer Huyck," zeide Amelia, mij met
aandoening de hand reikende: "en mijn vader, door zijn vertrouwen op u
te stellen, heeft mij een nieuw bewijs gegeven, met hoeveel juistheid
hij bij den eersten oogopslag de menschen weet te beoordeelen.--Dan,
laat ons thans niet meer spreken over hetgeen toch niet meer te
veranderen is:
_La plainte ni la peur ne changent le destin,_
zegt de goede Lafontaine, wiens geestige werken u misschien niet
onbekend zijn."
"En hij heeft gelijk ook," zeide ik: "ofschoon gij den regel, dien hij
er op volgen laat, wel niet zult toestemmen; noch erkennen willen dat
_le moins prevoyant est toujours le plus sage_."
"Vergeet niet," hernam zij, "dat hij vooraf laat gaan: quand _le mal est
certain_. Gij moet geene plaatsen uit haar verband halen, gelijk, naar
ik wel vernomen heb, de ketters gewoon zijn te doen, ter staving van
hunne anders onbewijsbare gevoelens."
Dit antwoord der bekoorlijke zwerfster bevestigde een vermoeden, hetwelk
ik reeds den vorigen avond, uit sommige van haar uitdrukkingen, omtrent
haar geloofsbelijdenis had opgevat: ik verlangde echter geen
theologische wending aan ons gesprek te geven en ving dus aan, over
andere onderwerpen te spreken: daar ik mij echter weinig meer herinner
van hetgeen wij verder afhandelden en zulks ook voor mijn lezers
waarschijnlijk even vervel
|