an '_t Hotel de Ville_, en met majestueuze deftigheid
stelde hy die rugwaartsche koncentratie aan de Volksvertegenwoordiging
voor, als 'n heroische poging om den vyand te verdelgen: _en creant
autour de lui le vide le plus absolu_. 't Doet waarlyk denken aan 'n
muisjen onder de luchtpomp. Maar ... als nu eens die vyand, aangetrokken
door 't zoo heldhaftig geschapen _vacuum_, zich liet voorttrekken naar
_Versailles_, en verder, verder, zoo ver de door voortdurende vlucht
veroorzaakte ylheid toelaat of eischt ... wat dan? _Que usque_, o dappere
JULIUS FRAZE? Hoe lang wilt ge den vyand op u toe zuigen? Ik heb ongelyk.
Er staat: _autour_, luchtledige zuiging dus aan alle kanten tegelyk ...
't is om te bersten.
De _Assemblee_ neemt genoegen met zulke _cant_, zy die optreedt als
redster van 't bedrogen Frankryk dat te-gronde werd gericht door
praatjes van gelyke soort. Die mensen hebben niets geleerd en niets
afgeleerd. Doch waarom 't hun te wyten? Werden ze niet door 'n
_wettelyk bevoegd verklaard deel des Volks_ waardig en bekwaam
gekeurd, de belangen van dat Volk te behartigen?
Tot-nog-toe ging het ten-onzent niet beter. En 't is te betwyfelen of
dit veranderen zal. Maar, in-weerwil myner moedeloosheid zal ik blyven
waarschuwen zoo goed ik kan. Wie meenen mocht dat ik by veel gelegenheden,
en ook nu weer in deze bladen, onze Volksvertegenwoordiging te hard val,
vrage zich of de Kamers by 't Volk in aanzien zijn? Dit is het geval
_niet_. De kiezers minachten hun eigen werk. Vreemd is 't zeker, dat
koks de spijzen niet lusten die zij anderen voorzetten. Reeds het bywonen
van 't vuil geknoei in de keuken, maakt het onmogelijk die met smaak te
nuttigen, hoe veel te meer moet dit het geval zyn als men heeft
deelgenomen aan dat gemors.
En ... 't oordeel der Kamerleden-zelf! Wie slechts eenmaal gelet heeft
op den toon waarop buiten 's kamers zoo'n uitverkorene zijn
mede-uitverkorenen "ze" noemt, zal my ten-goede houden dat ik met die
heeren weinig omslag maak, waartoe geen groote moed vereischt wordt,
daar ieder hunner in 't byzonder volkomen instemt met m'n oordeel over
z'n "geachte" kollegaas _en-bloc_. Dagelyks hoort men:
"Dat begrypen _ze_ niet ... daartoe zyn _ze_ niet te bewegen ...
zoo-iets is _hun_ te hoog!"
En de eenling die aldus spreekt en accentueert, heeft gelyk. Er ligt
niet de minste verwaandheid in, dat hy zich als _individu_ hooger
stelt dan al z'n ambtgenooten _te-zamen genomen._ Hy voelt inderdaad
he
|