pen; zij had
het uitzicht op eene van die bochtige grachten, die zich door de
oudste wijk van Hamburg kronkelen, welke de brand van 1842 gelukkig
gespaard heeft.
Het oude huis hing wel is waar een weinig over en bedreigde de
voorbijgangers; het dak stond scheef, even als de pet van een student
van het Tugendbund; de loodrechte richting liet wel wat te wenschen
over; maar over het geheel hield het zich goed, dank zij een ouden
olmboom, die stevig aan den voorgevel was vastgegroeid en in de lente
met zijne bloesemknoppen door de vensterruiten drong.
Mijn oom was rijk voor een duitsch professor. Het huis, met al wat er
in was, behoorde hem in vollen eigendom toe. Wat er in was bestond
uit zijn petekind Graeuben, een meisje van 17 jaar, de goede Martha
en mij. In mijne dubbele hoedanigheid van neef en pupil werd ik zijn
handlanger bij zijne proefnemingen.
Ik beken gaarne, dat ik mij met de borst op de geologische
wetenschappen toelegde; het bloed van een mineraloog vloeide door
mijne aderen en ik verveelde mij nooit in gezelschap van mijne
kostbare steenen.
Kortom, men kon in dat huisje in de Koningstraat gelukkig leven,
ondanks het ongeduld van zijn eigenaar; want, al was hij soms wat
ruw, toch hield hij veel van mij. Maar die man kon niet wachten en
was zelfs voortvarender dan de natuur. Wanneer hij in April in de
bloempotten van zijn vertrek stammetjes reseda of volubilis geplant
had, ging hij regelmatig iederen morgen aan de blaadjes trekken om
hun groei te verhaasten.
Tegenover zulk een zonderling zat er niets anders op dan te
gehoorzamen. Ik vloog dus naar zijne kamer.
HOOFDSTUK II
Een fraai boek.--Een merkwaardige inhoud.--Het oude document.
--Wat het oude papier kostte.
Die kamer was een waar museum. Alle monsters uit het delfstoffenrijk
waren, in de uiterste orde, van opschriften voorzien naar de drie
groote afdeelingen van brandbare, metaalachtige en steenachtige
delfstoffen.
Of ik ze kende, die bronnen der delfstofkunde! Hoe menigmaal had
ik in plaats van met jongens van mijne jaren te spelen, er behagen
in gevonden om die potloodertsen, die koolblende, die steenkolen,
die bruinkolen, die turven af te stoffen! En de jodenlijm, de
harsen, de organische zouten, die voor het geringste stofje bedaard
moesten blijven! En die metalen, van het ijzer af tot het goud toe,
wier betrekkelijke waarde verdween bij de volstrekte waarde als
wetenschappelijke voorbeelden! En al
|