FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35  
36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   >>   >|  
ten meer zalige ontroering dan men kan begrijpen; hij stuurde eenen dankbaren blik tot zuster Ursula en zuchtte: "Voor u,--voor u zal ik altijd bidden,--en mijne moeder ook!" Toen de Abdisse met haar gevolg vertrokken was, keerde de gelukkige vrouw zich tot haren zoon en wierp twee goudguldens op zijn schilderbord, roepende: "Zie, Quinten, dit heeft de Abdisse mij voor uw werk gegeven! Wij zijn rijk, mijn kind, oneindig rijk! Nu ga ik meteen uit, om alles te halen, dat u in uwe ziekte ontbroken heeft!... En gij zult genezen, mijn lieve Quinten! Al onze pijn is uit; nu zullen wij weer vroolijk leven!" "Heb ik het u niet gezegd, dat een zoon, die voor zijne moeder arbeidt, geen gewoon werkman is? O, ja, het lijden, dat ik bij het zien van uwen nood moest uitstaan, heeft mij tot schilder gemaakt. Het is God zelf, die daarom mijne zwakke hand bestierde!". * * * * * Quinten schilderde tamelijk lang aan het boek der Abdisse; maar toen het werk voltooid was, kon men er reeds wonderlijken voortgang in bespeuren, waarom hem ook eene milde belooning geschonken werd. Hij kreeg dan ander werk van dien aard, dat hij ter voldoening van iedereen afmaakte.--Eindelijk verveelde het hem, op gedrukte printen te schilderen; hij begon zelf zijne beelden aan te leggen, en, alhoewel hem dit moeilijker viel, overwon hij in korten tijd al de hinderpalen, welke de kunst hem aanbood. Nog tien maanden bleef hij zwak en krank en kon niet verre buiten huis gaan; maar dien tijd nam hij zoo wel waar om alles aan te leeren, wat hem door de milde natuur niet geschonken was, dat hij, voor de eerste maal uitgaande, overal reeds als een befaamd schilder werd begroet. Het geld ontbrak hem nu niet meer; hij ging met zijne oude moeder een goed burgerhuis bewonen en bezorgde haar met dezelfde liefde, totdat zij, haren zoon den roem zijns vaderlands ziende, welgemoed en met zaligen vrede in zijne armen het leven ontging. DE ENGEL DES GOEDS EN DE GEEST DES KWAADS MIJMERING I (_Een broeder geleidt zijne zieke zuster in den hof tot bij eene zitbank_) DE BROEDER.--Mijn arm zusterken, zit daar neder. Ik zal een donzen kussen achter dijnen[1] rug leggen;--laat dijn hoofdeken ter zijde rusten, dat de balsemende zuiderwind op dijne wangen zich kome verlustigen. Zie, hoe alles dij in dit oord bemint: de bloemen keeren hunne kelken naar dijn aangezicht, de vogelen heffen hunne schoonste liede
PREV.   NEXT  
|<   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35  
36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   >>   >|  



Top keywords:

Quinten

 

moeder

 

Abdisse

 

geschonken

 

schilder

 
leggen
 

zuster

 

bezorgde

 

bewonen

 

burgerhuis


dezelfde
 

liefde

 

aanbood

 

totdat

 

maanden

 

ontbrak

 

leeren

 
natuur
 

eerste

 

uitgaande


buiten

 

begroet

 

overal

 

befaamd

 

balsemende

 

rusten

 
zuiderwind
 
wangen
 

hoofdeken

 
dijnen

achter

 

verlustigen

 

vogelen

 
aangezicht
 

heffen

 

schoonste

 

kelken

 

bemint

 
bloemen
 

keeren


kussen

 

donzen

 

KWAADS

 

MIJMERING

 

ontging

 

welgemoed

 
ziende
 
zaligen
 

broeder

 

zusterken