FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34  
35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   >>   >|  
r bij hem naderende en hem zijne eerste printen toonende, vroeg met eene stem, die van veel welwillendheid getuigde: "Zijt gij het, jongeling, die deze printen geschildert hebt?" "Ja, vrouw Abdisse," antwoordde Quinten met een bang hart, "maar ik hoop, indien ik uwe gunste mocht verwerven, dat ik mettertijd meer bekwaamheid krijgen zou. Vergeef mij, eerwaarde Vrouwe, dat ik deze bedorven heb. O, vergeef mij, in den naam mijner ongelukkige moeder!" "Bedorven?" riep de Abdisse met verbaasdheid, "gij zijt wel ootmoedig, jongeling. Ik ben gekomen om u te zeggen, dat niemand ooit schooner beeldekens gezien heeft dan die, welke gij geschildert hebt!" Deze woorden waren als een donderslag voor den verstomden Quinten; eene kleur als doodsverf verbleekte nog zijn aangezicht, en zijne leden beefden, alsof hij door eene schielijke kwaal ware getroffen geweest. Terwijl die ontroering hem schokte, stak hij zijne armen naar zijne moeder uit en riep: "O, moeder! lieve moeder!" De blijde vrouw verstond hem; zij wierp zich vooruit en viel hijgend tegen de borst van haren zoon. Bij dit treffend tooneel van liefde en vreugd gevoelden de vier personen, die het aanschouwden, zich zoo diep geraakt, dat hunne oogen zich met glinsterend vocht vervulden. "Quinten Massys," riep de Abdisse, "zoudt gij iets voor mij willen doen?" Op het hooren van de stem der Abdisse had de moeder haren zoon uit de nauwe omhelzing losgelaten; doch zij hield eene zijner handen vast en bleef bij hem staan. Quinten antwoordde in verrukking: "Spreek, mevrouw, ik ben uw gehoorzame dienaar." De Abdisse nam het boek uit de handen der non, en het aan den jongeling toonende, vroeg zij hem, of hij de printen der Passie onzes Heeren, welke er in stonden, voor haar wilde schilderen. Quinten gaf voor, dat hij dit niet durfde ondernemen, uit vrees van het kostelijk missaal te bederven; doch de loftuigingen, die hem door de Abdisse en den geestelijke toegestuurd werden, gaven hem ten laatste moed genoeg om dit groote werk te aanvaarden. Zoohaast zij de belofte hadden verkregen, maakten de vier personen zich bereid om te vertrekken; doch zuster Ursula naderde eerst bij Quinten en suisde hem in het oor: "Ga maar voort, jongen. De Abdisse is over uw werk ten hoogste voldaan,--zij kan er niet van zwijgen." En met zachtere stem voegde zij er bij: "Uwe moeder zal nu nooit meer gebrek lijden. Heb maar goeden moed!" Dit laatste gezegde gaf aan Quin
PREV.   NEXT  
|<   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34  
35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   >>   >|  



Top keywords:

Abdisse

 

moeder

 

Quinten

 

printen

 

jongeling

 
laatste
 

personen

 

toonende

 

antwoordde

 

geschildert


handen
 

Heeren

 

hooren

 

stonden

 

schilderen

 

Passie

 

willen

 
zijner
 

mevrouw

 

Spreek


verrukking

 

losgelaten

 

omhelzing

 

dienaar

 

gehoorzame

 

Zoohaast

 
voldaan
 
hoogste
 

zwijgen

 
jongen

zachtere

 

voegde

 

goeden

 
gezegde
 

lijden

 

gebrek

 

suisde

 

toegestuurd

 
geestelijke
 

werden


genoeg

 

loftuigingen

 

bederven

 

ondernemen

 

kostelijk

 

missaal

 
groote
 
aanvaarden
 

vertrekken

 

zuster