oogenblik
maar.... (_Rummel en Vigeland gaan af naar rechts. Johan en Dina komen
uit den tuin_).
JOHAN. Hoera, Lona, ze gaat met ons mee!
MEVR. BERNICK. Maar, Johan,... wat een onbezonnenheid...!
ROeRLUND. Is dat waar? Zoo'n verregaand schandaal! Met welke
verleidingskunsten heeft u...?
JOHAN. Nou, nou, mijnheer; let een beetje op uw woorden!
ROeRLUND. Antwoord mij Dina, is dat je plan? Heb je uit eigen beweging
die beslissing genomen?
DINA. Ik moet hier van daan.
ROeRLUND. Maar met hem ... met hem!
DINA. Noem mij eens een ander hier die den moed zou hebben om mij mee te
nemen.
ROeRLUND. Dan zal je ook weten wie hij is!
JOHAN. Zeg niets.
BERNICK. Geen woord meer.
ROeRLUND. Dan zou ik de maatschappij, voor wier zedelijkheid en
welvoegelijkheid ik waken moet, een slechten dienst bewijzen. En
onverantwoordelijk zou ik handelen jegens dit jonge meisje, wier
opvoeding ik ook voor een groot deel geleid heb, en die mij....
JOHAN. Neem u in acht voor wat u gaat doen!
ROeRLUND. Zij _moet_ het weten! Dina, dit is de man die schuld heeft aan
al de ellende en de schande van je moeder.
BERNICK. Mijnheer Roerlund...!
DINA. Hij! (_tegen Johan_). Is dat waar?
JOHAN. Karsten, geef jij antwoord.
BERNICK. Geen woord meer! Van daag zal hier verder over gezwegen worden.
DINA. 't Is dus waar.
ROeRLUND. 't Is waar ... 't is waar. En meer nog dan dat. Die kerel, aan
wien je je vertrouwen geschonken hebt, liep niet met leege handen van
huis weg;... de kas van weduwe Bernick ... de consul kan het getuigen!
LONA. Leugenaar!
BERNICK. Ah...!
MEVR. BERNICK. O God! O God!
JOHAN (_loopt op hem toe met opgeheven arm_). En dat waag jij!...
LONA (_afwerend_). Sla hem niet, Johan!
ROeRLUND. Ja, vergrijp je maar aan mij. Maar de waarheid moet toch aan
het licht komen; en dit _is_ de waarheid; mijnheer Bernick heeft het
zelf gezegd en de heele stad weet het.... Ziezoo, Dina, nu ken je hem.
(_Kort zwijgen_).
JOHAN (_zachtjes, hem bij den arm pakkend_). Karsten, Karsten, wat heb
je gedaan!
MEVR. BERNICK (_gesmoord en schreiend_). O Karsten, dat ik je in al die
schande brengen moest!
SANDSTAD (_komt snel van rechts en roept met de kruk van de deur in de
hand_). Nu _moet_ u eindelijk komen, mijnheer de consul! De heele
spoorweg hangt nog maar aan een draadje!
BERNICK (_wezenloos_). Wat is er? Wat moet ik...?
LONA (_ernstig en met nadruk_). Je moet de maatschappij gaan steunen,
Bernick.
|