en." Nu zijn zij "niet meer 'Israel' in de
oorspronkelijke zin, zij zijn 'Joden'. "Een jood is een mens uit Israel, die
Jezus Christus verwerpt. Daarin zijn zij ons een teken van de menselijke
vijandschap tegen het Evangelie. - Het gedeelte over Israel besluit als volgt:
Daarom zien wij in Israel een teken van Gods onveranderlijke trouw, waardoor
Hij in Zijn barmhartigheid een toekomst openhoudt ook voor wie zich het meest
vijandig betonen.
De gemeente van Jezus Christus weet zich gehouden tot de voorbede voor de
Joden. En zij roept hen, op grond van de oude, nog steeds geldende beloften,
terug tot hun Messias. [4.5]
Buskes zou later opmerken: "Om de eigenlijke vragen, die aan de orde waren
en de ' gemeente in onzekerheid en verwarring brachten, loopt de synode heen.
In de bezettingsjaren was een eerste vereiste, concreet en antithetisch te
spreken. Dat gebeurt in dit herderlijk schrijven niet.(...)
<67>
Klaar en duidelijk wordt doorgegeven wat de Bijbel over Israel zegt: Israel is
het teken van 1) Gods vrije genade, 2) de menselijke vijandschap tegen het
Evangelie, 3) Gods onveranderlijke trouw. De gemeente wordt opgeroepen voor
de Joden te bidden. Over het Antisemitisme wordt echter in alle talen gezwegen.
De vraag, wat wij voor de vervolgde Joden hebben te doen, wordt niet gesteld
en dus ook niet beantwoord. Dit eerste herderlijke schrijven was uitermate zwak,
omdat het volstrekt tijdloos was." [4.6]
d. De Gereformeerde synode
De classis Den Haag, daartoe aangewezen door de synode, besloot een "Bidstond
voor de nood der tijden" uit te schrijven, die op 14 september 1941 gehouden is.
De desbetreffende oproep spreekt zorg uit "ten opzichte van de voorziening van
onze stoffelijke nooddruft, vooral in voedsel en huisbrand" en noemt ook de
"vele belemmeringen voor onze christelijke actie op menig terrein." Nodig is
een gebed om "getrouw makende genade" en om "verder standvastig te zijn...
ook op het terrein van staat en maatschappij, niet het minst ook ten aanzien
van het principieel karakter van onze scholen en jeugdverenigingen." En "om
staande te blijven (...), zelfs dan wanneer gehoorzaamheid aan de Here gemis
van noodzakelijk levensonderhoud dreigt mee te brengen."
De Joden werden in de oproep niet genoemd.
Toen de generale synode - na op 25 maart 1941 voorlopig te zijn gesloten -
op 9 december van dat jaar werd voortgezet, verwelkomde de voorzitter, ds. F.C.
Meijster, speciaal "de broeders die in de vor
|