elezen van de kansel.
20 mei., (neef) Jan de Nooij uit Ede is opgepakt wegens het dragen van een
Jodenster. (Hij werd op 6 juni vrijgelaten).
7juni.- We verkopen op iedere babykaart twee luiers, met afstempeling.
In januari 1942 moesten Joden uit verschillende steden hun woonplaats verlaten:
ze werden gedwongen zich in Amsterdam te vestigen.
In maart werden personenauto's "voor Joden verboden". Vanaf 3 mei was iedere
jood verplicht om in het openbaar de Jodenster te dragen. Op 30 juni werd
gedecreteerd dat Joden zich van 8 uur 's avonds tot 6 uur 's morgens binnenshuis
moesten bevinden.
<73>
b. De houding van de Katholieke Kerk
Tot nu toe was de Rooms-Katholieke Kerk niet betrokken geweest bij de acties van
het Convent van Kerken. Toch heeft deze Kerk zich vroegtijdig en krachtig tegen
het nationaal-socialisme verzet. Zoals we al eerder memoreerden, hadden de
Nederlandse bisschoppen eerst het lidmaatschap van de N.S.B. "ontraden", terwijl
ze in mei 1936 verklaarden dat "allen die aan deze partij in belangrijke mate
steun verlenen, niet tot de H. Sacramenten kunnen worden toegelaten." Dit betrof
de leiders van de N.S.B., niet de gewone leden.
Deze maatregel werd tijdens de Duitse bezetting niet ingetrokken of verzwakt.
Integendeel, op 13 januari 1941 werd verordend dat ook aan gewone leden van de
N.S.B. de sacramenten voortaan geweigerd moesten worden. Dit gold bovendien voor
sympathiserende leden, propagandisten en contribuanten. N.S.B. - ers mochten
voortaan niet meer kerkelijk trouwen; als beide ouders van een kind N.S.B.-er
waren, mocht het kind niet gedoopt worden. N.S.B.-ers mochten niet meer kerkelijk
begraven worden. [5.1]
Foto 12. Aartsbisschop J. de Jong (foto uit 1946 t.g.v. zijn verheffing tot kardinaal)
<74>
Een en ander was door de aartsbisschop in overleg met de andere bisschoppen
vastgesteld. Op 26 januari 1941 werd de maatregel overal vanaf de kansels
bekendgemaakt.
Toen de bezetter het RK Werkliedenverbond ophief, werd in een Herderlijke brief
(van alle kansels afgelezen op 3 augustus 1941) uitgesproken, dat nu voortaan
het lidmaatschap van nationaal-socialistische mantel-organisaties niet alleen
verboden was, maar ook uitsluiting van de sacramenten met zich mee zou brengen.
De van Ameland afkomstige Jan de Jong (geb. 1885) was in 1935 coadjutor van de
aartsbisschop van Utrecht geworden, en in 1936 diens opvolger. Toen, aan het
begin van de Duitse bezetting, enkelen van zijn geestelijken
|