evangen genomen, naar Auschwitz gedeporteerd en aldaar vermoord werden.
Voor de Protestants-gedoopte Christen-Joden bleef de Duitse toezegging van kracht.
Hoe lang? Dat wist niemand.
De kerken probeerden allereerst, de norm die voor "vrijstelling gold te verwijden
en zodoende het aantal vrijgestelden te vergroten. Daarbij werd geargumenteerd
dat ook wie op de cruciale datum kerkelijk onderricht ontving, ja zelfs zij die
toen al regelmatig de kerkdiensten bezochten, toch eigenlijk behoorden tot de
kerk... Besprekingen werden gevoerd met Schmidts medewerker, F. Buhner. Met hem
werd overeengekomen:
"Geacht moeten worden tot een Christelijke Kerk te behoren zij:
1. die geboren zijn uit tot de Kerk behorende ouders;
2. die onderwijs in de Christelijke leer ontvangen met de bedoeling tot belijdenis
des geloofs te komen;
3. die de godsdienstoefeningen regelmatig bijwonen en met wie de Kerkenraad
geestelijk contact heeft;
4. die gedoopt zijn;
5. die belijdenis des geloofs hebben afgelegd
<121>
De "bedoeling" genoemd onder 2 moest voor 1 januari 1941 gebleken zijn en dat
gold ook het "regelmatig" bijwonen van kerkdiensten.
Onder normale omstandigheden zou geen enkele kerk personen die onder 2 en 3
vielen, als lid hebben beschouwd. Voor de Duitsers was het niet na te gaan of
iemand inderdaad "onderwijs in de Christelijke leer" ontving en/of geregeld
kerkdiensten bezocht, en sinds wanneer.
De namen van hen die door een kerk als haar leden werden beschouwd werden op
een lijst gezet, die naar de Duitsers ging. Die lijst gaf ook aan tot welke
van de vijf "categorieen" iemand behoorde. De betrokkene zelf ontving van de
kerk een z.g. bewijs van kerkelijke Angehoerigkeit.
Het was een tijd waarin men zich aan iedere strohalm vastgreep; op een lijst
staan scheen te helpen; je had de lijst-Weinreb, de lijst-Calmeyer, de lijst-
Frederiks en de lijst van de z.g. Diamant-gruppe, om enkele te noemen. De meeste
lijsten "platzten" (vervielen) op een zeker moment, maar niet alle: zo heeft de
lijst-Calmeyer het, wonder boven wonder, tot het einde van de oorlog toe
volgehouden.
Het Adviesbureau dat door de Hervormde kerk te Amsterdam was geopend (20 augustus
1942) en onder leiding stond van de bekende dr. J. Koopmans (schrijver van de
brochure Bijna te laat en ook, in 1943, van het protest tegen de sterilisatie)
hield driemaal per week zitting in de Nieuwe Kerk. Het werd overstelpt met
schriftelijke en telefonische verzoeken om op de lijst
|