regelmatig kerkdiensten bijwoonden
(categorieen 2 en 3) zouden worden vrijgesteld, terwijl als beslissende datum
1 januari 1941 zou gelden. Maar Rauter accepteerde dat niet: categorieen 2 en 3
golden voor hem niet en als datum hield hij 9 mei 1940 aan: men diende voor
9 mei 1940 gedoopt en sinds die tijd lid van een Christelijke kerk gebleven te
zijn. Dat moest blijken uit de gegevens van de Burgerlijke Stand.
Door de vertegenwoordigers van de kerken is er toen telkens onderhandeld en
geprotesteerd. Touw geeft een en ander uitvoerig weer. Het had weinig resultaat.
Ds. Van Nes heeft, zoals we hierboven al memoreerden, voor het hoofdstuk dat
hij in "Delleman" schreef een citaat gebruikt uit zijn eigen rapport dat gedateerd
was 9 sept. 1942:
Wat moeten wij dankbaar zijn dat de Duitse autoriteiten de bepalingen voor de
Christen-Joden hebben willen uitbreiden, (...). Hoe is daardoor ook onder de
Joden een zeker getuigenis uitgegaan, dat Christus de Zijnen beschut!
Dat citaat staat bij Delleman op pagina 159. Maar op pagina 161 schreef dezelfde
ds. Van Nes:
Groot is de teleurstelling geweest, die op de uitreiking der "Angehoerigkeits"-
verklaringen is gevolgd. De Duitsers toch hebben hun gegeven woord verbroken,
en vele Joodse personen, die zich zo verheugd hadden over de ontvangen verklaring
der kerk, die meenden, daardoor gevrijwaard te zijn voor deportatie, werden
opgeroepen en weggevoerd, eerst naar Vught of Westerbork en later zelfs verderop,
naar het Oosten van Europa.
De Duitse instanties waren onderling verdeeld ten opzichte van de behandeling
der Joden en werkten elkaar tegen. En alle pogingen, die aangewend werden, om
te komen tot eenheid van handelen en tot rechtvaardige handhaving van de gemaakte
bepalingen, bleken vruchteloos. Slechts bij uitzondering gelukte het, reeds
weggevoerden nog terug te doen keren.
<129>
Ds. Van Nes heeft daarbij niet uitgelegd, hoe hij dit heeft kunnen rijmen met
de uitspraak "dat Christus de Zijnen beschut". Hij is er evenmin toe gekomen
de andere optimistische klanken van p. 159 (alle stammend uit het rapport van
9 sept. 1942) enigszins in overeenstemming te brengen met de sombere tonen op p. 161.
e. Westerbork en daarna
Ook de Protestants-gedoopte Joden-Christenen moesten ten slotte - sommigen al
zomer 1942, anderen voorjaar 1943 - naar Westerbork, het merendeel hunner nadat
ze enige tijd in Vught hadden gezeten.
In Westerbork werden ze ondergebracht in een aparte bara
|