enodigd, zich voor te stellen dat (de hemel
verhoede) het land Israel bezet zou zijn door een vreemde mogendheid (de Turken,
of de Chinezen) die een groot deel van de Joodse bevolking zou wegvoeren voor het
verrichten van dwangarbeid in het buitenland; dat het voedsel op de bon zou zijn
enz.; maar dat het eigen leven geen gevaar liep zolang men zich maar schikte naar
de voorschriften van de vijand. Dat een christelijke minderheid evenwel gedeporteerd
en vernietigd werd; dat christenen die onderdoken geen distributiekaart meer
ontvingen, dat hun identiteitskaart gestempeld werd met een grote C en dat ze een
geel kruis op hun kleding moesten dragen om hen te isoleren van de niet-christenen.
<180>
Dan vroeg ik: "Zoudt U, in zo'n situatie, bereid zijn een strenge straf te riskeren
om mijn vrouw, een van mijn kinderen of mijzelf te verbergen - ook al zien we er
erg 'arisch' uit en ofschoon U beseft dat U gevaar loopt verraden te worden, en het
nog grotere risico om gepakt te worden tengevolge van mensen die hun mond niet
kunnen houden? Zou de opperrabbijn bereid zijn publiekelijk te protesteren tegen
de anti-christelijke maatregelen, en opdracht geven om dat protest in alle synagoges
in de diensten op vrijdagavond en op zaterdag voor te lezen?"
Nogmaals: oordelen - en eventueel: veroordelen - staat ieder vrij. Maar wie bereid
is tot een oefening als boven beschreven (die uiteraard niet alleen voor Israel
nuttig is), heeft een betere kans dat zijn oordeel fair zal zijn.
<181>
16. DE BEVRIJDING; EEN ENQUETE
Eindelijk capituleerde Duitsland en brak de dag van de bevrijding aan. De
onderduikers kwamen boven water. Het gewone leven kwam weer op gang. Geleidelijk
aan werden de verschrikkingen van de concentratiekampen in hun volle omvang bekend.
Slechts een klein gedeelte van de weggevoerde Joden kwam terug.
De eerste gedenkdag van de bevrijding werd op tal van plaatsen gevierd in
oecumenische kerkdiensten. Uit het gebed, behorende tot de liturgie voor deze
diensten, citeren we het volgende gedeelte:
Met name gedenken wij de Joden, die meer dan de anderen hebben geleden, meer dan
de anderen zijn vernederd en gesmaad. Hun gezinnen zijn meedogenloos uiteengescheurd.
De vijand heeft getracht hen uit te roeien. Wij weten thans, dat honderd duizenden
koelbloedig en op de wreedste wijze zijn omgebracht. Hoor, o God, hoe het bloed,
dat in de aarde wegzonk, roept tot U in de hemel. [16.1]
Al spoedig zond ds. J. van Nes een ci
|