begin 1941. [9.6]
Men kan zich dan ook moeilijk onttrekken aan de conclusie dat, alle goede
bedoelingen ten spijt, het verstrekken van "Angehoerigkeits"-verklaringen met
onjuiste gegevens eerder kwaad dan goed gedaan heeft.
Dat besefte dr. J.J.C. van Dijk toen al. Hij schreef nl. op 26 september 1942
een brief aan ds. S. Doornbos te Amsterdam:
Uw brief van 14 dezer ligt nog op beantwoording te wachten; de toevloed van
kerkelijke brieven is zo groot, dat ik geen kans zag eerder tot beantwoording
te komen.(...)
Er zijn 2 verschillende lijsten. Er is, naast de lijst door de Kerken opgemaakt
en ingezonden, een andere lijst van Duitse zijde opgemaakt op grond van de gegevens
van de Burgerlijke Stand, waarop dus alleen de Joodse Christenen voorkomen, die
zich t.z.t. bij de Burgerlijke Stand hebben opgegeven als te behoren tot een der
Christelijke kerken; dat zijn dus de belijdende leden en, wellicht, doopleden.(...)
Sophia Maria Boas-Berg staat op de lijst met (categorie) 4, maar dat is niet juist:
ze werd op 1 juni '41 gedoopt, terwijl de toestand van voor januari moest worden
opgegeven.
Haar positie is dus niet veilig: op de Duitse lijst komt zij natuurlijk niet voor;
uit dien hoofde is het niet uitgesloten dat zij gehaald wordt.(...)
Het zou natuurlijk wel gewenst zijn, dat zij niet kan worden gehaald. [9.7]
"Haar positie is dus niet veilig": deputaat J.J.C. van Dijk raadde ds. Doornbos
daarom aan te zorgen dat de dame om wie het ging, "niet kan worden gehaald".
M.a.w.: ze zou moeten onderduiken.
De beslissing om onder te duiken was voor de betrokkenen - aangenomen dat er
een onderduik-adres beschikbaar was - niet gemakkelijk en kon verstrekkende
consequenties hebben. Wie als onderduiker gepakt werd was een z.g. strafgeval
en werd niet alleen naar Westerbork gestuurd, maar bovendien op de kortste termijn
vandaar naar "Polen".
Bij de afweging moest men of ervan uitgaan dat de kerkelijke verklaring en het
op "de lijst" staan voldoende bescherming bood (ondanks alle twijfel daaraan),
of de stap van de onderduik wagen, met weer heel andere risico's daaraan verbonden.
Het was een dilemma dat ook gold voor de "gemengd-gehuwden".
Een ander punt van overweging kon zijn: er zijn te weinig onderduikadressen
beschikbaar; welnu, mag ik, die tot een tenminste enigszins beschermde groep
behoor, de onderduik-plaats innemen van iemand, die anders geen enkele bescherming
heeft?
<127>
Zoals bekend hebben verreweg de meeste "geme
|