april
1942), waarin tegen het ingrijpen van "de politie" geprotesteerd werd. Bij dit
besluit hebben de bisschoppen zich uit solidariteit aangesloten, aldus Stokman,
m.a.w. zij hadden wel openbaar mededeling willen doen van de audientie.
Wel werd kort daarna, op zondag 19 april, in alle (bij het I.K.O. aangesloten)
Protestantse kerken een "Getuigenis" voorgelezen dat als volgt begon:
<82>
Het is de gemeente bekend, dat de Kerk met grote bekommering is vervuld over de
gang van zaken in ons land, met name over de wijze waarop drie grondslagen van
ons volksleven: de gerechtigheid, de barmhartigheid en de vrijheid van geweten
en overtuiging, die verankerd liggen in het Christelijk geloof, zijn en worden
aangetast.
Over de rechteloosheid, de onbarmhartigheid tegenover het Joodse volksdeel en
het opdringen van een recht tegen het Evangelie ingaande, nationaal-socialistische
levens- en wereldbeschouwing heeft de Kerk haar getuigenis gegeven.
Ds. Gravemeyer bezocht - voor het eerst - mgr. de Jong om te bepleiten dat dit
Getuigenis ook in de Katholieke kerken zou worden voorgelezen. Dat leverde
praktische bezwaren op, maar in Utrecht lag een Herderlijke brief over de
Arbeidsdienst klaar ter afkondiging, en de aartsbisschop laste de kernzinnen
uit het Getuigenis, waaronder bovenstaand citaat, in de aanhef van de eigen
Herderlijke brief in. [5.8]
In bovengenoemd Getuigenis was de audientie bij Seyss-Inquart niet vermeld. Maar
men zond (21 april 1942) een zeer uitvoerige mededeling aan alle kerkenraden over
een en ander, waar boven stond: "Uitsluitend bestemd voor interne voorlichting".
Dat betekende, dat tienduizenden gelovigen over het ter audientie besprokene
geinformeerd werden; maar als men de publieke afkondiging had doorgezet, zouden
het er een paar miljoen zijn geweest. Het I.K.O. had toch een stap terug gedaan.
Toch denke men vanuit onze situatie niet te gemakkelijk over de zwaarte van de
dilemma's van toen. Enkele predikanten en diverse gemeenteleden waren al omgekomen
in het concentratiekamp. Kort daarop (4 mei) werd ds. Gravemeyer door de Duitsers
in gijzeling genomen; de gijzeling zou voortduren tot 18 december 1942.
Twee dagen later (6 mei) zond de permanente Commissie Algemene Zaken van het
Nederlandsch Israelietisch Kerkgenootschap een brief aan ds. Gravemeyer met de
volgende inhoud:
Het moge mij vergund zijn deze brief aan te vangen met een woord van diepgevoelde
dank en erkentelijkheid voor het medeleven
|