ers dan een onmenselijke
rassenideologie. Wij houden het voor een van de hardnekkigste en dodelijkste
vormen van verzet tegen de heilige en barmhartige God, wiens Naam wij belijden. [4.2]
<65>
L. de Jong merkte naar aanleiding van deze passage op: "Men kan de vraag stellen
of het gepast was, in de zomer van '41, toen de Joden waarlijk al genoeg te dragen
hadden, ook nog te betogen dat zij alleen hun 'bestemming' zouden vinden indien
zij zich allen tot het Christendom bekeerden; dat Miskotte, Kroon en Koopmans
met dat betoog alleen het heil der Joden op het oog hadden, spreekt overigens
vanzelf en in elk geval bevatte hun betoog een afwijzing van het antisemitisme
die voor protestantse lezers moeilijk in klemmender bewoordingen gesteld
kon worden." [4.3]
We voegen hier aan toe dat de opmerking, als zou Israel de Heer der heerlijkheid
gekruisigd hebben, gemakkelijk kon leiden tot de oude en taaie misvatting: "de
vervolging van de Joden is een straf, omdat 'ze' Christus gekruisigd hebben."
Foto 10 Dr. K.H. Miskotte
c. Hervormd herderlijk schrijven
De bovengenoemde publicaties waren geen officiele stukken, bij de opstelling
waarvan de Hervormde Kerk als zodanig betrokken was. Ze kwamen voort uit het
initiatief van enkele predikanten.
De Hervormde Synode heeft, maart 1941, overwogen een brochure te publiceren -
Israel als teken. Het manuscript lag klaar: een korte uitleg van Romeinen 9-11
en een analyse van Jodenhaat als een haat gericht tegen God zelf: "Door het
antisemitisme wordt de Christelijke Kerk zelf in haar wortels aangetast."
Aan de leden van de Synode werd verzocht om schriftelijk commentaar op het
concept te geven. Maar juist in die tijd vond de arrestatie van ds. Gravemeyer
plaats en men heeft toen de publicatie van "Israel als teken" niet aangedurfd.
[4.4]
Wel werd, zomer 1941, een Herderlijk Schrijven opgesteld en in september
verzonden aan alle kerkenraden, met het verzoek de inhoud te bespreken en ook
door te geven aan de gemeente. Over de Joden wordt uitvoerig gesproken.
Uiteengezet wordt dat het gebod om de naaste lief te hebben hen in geheel
dezelfde mate betreft als welke andere naaste ook." Men volgt dan min of meer
de hier boven geciteerde stelling IV uit Wat wij wel en wat wij niet geloven.
Dat is te begrijpen, want van beide stukken was dr. J. Koopmans een van de
opstellers.
"Israel is voor ons het toonbeeld en teken van Gods vrije genade". Wel heeft het
"Christus niet erkend, maar verworp
|