n, en waarvan de lengte 54 ellen bedraagt, wordt met boomen beplant,
die 5 ellen van elkander staan. Hoe groot zal het getal boomen zijn,
wanneer de buitenste rijen 2 ellen van den kant afstaan?
_Antw._ 88 Boomen.
11. Een metselaar moet eenen gang bevloeren met steenen, welke 4 palmen
lang en breed zijn; hoe veel steenen zijn hiertoe noodig, als de gang 16
ellen lang en 2 ellen 4 palmen breed is?
_Antw._ 240 Steenen.
12. Een boer beplantte een langwerpig stuk lands met boomen, te weten 58
in de lengte en 34 in de breedte. Als nu elke boom op 37 en een halve
cent wordt berekend, hoe veel was dan het beloop hiervan?
_Antw._ 739 Guld. 50 cents.
13. Wanneer een stuk land, dat tweemaal zoo lang als breed is, 3200
vierkante roeden inhoud heeft, hoe lang en breed is hetzelve dan?
_Antw._ 80 Ellen lang en 40 ellen breed.
14. Men wil eene kamer, die 6 ellen 5 palmen lang en 5 ellen 4 palmen
breed is, en waarin eene plaat ligt van 2 ellen lengte en 6 palmen 2
duimen 5 strepen breedte, met een kleed beleggen, en daartoe goed nemen
van 1 el 5 palmen breed. Hoe veel ellen zijn tot dit kleed noodig?
_Antw._ 22 Ellen 5 palmen 6 duimen ruim.
15. Een landman heeft een stuk bouwland in de gedaante van eenen
regthoek, welks lengte viermaal zoo veel is als de breedte. Dit land
heeft 256 vierkante roeden oppervlakte; hoe groot zijn deszelfs zijden?
_Antw._ 32 Roeden lang en 8 roeden breed.
16. Van eene ruit is de grondlijn 8 ellen 9 palmen en de loodregte
hoogte 6 ellen 8 palmen; hoe groot is deszelfs oppervlakte?
_Antw._ 60 Vierk. ellen 52 vierk. palmen.
17. De inhoud van eene ruit is 1 vierkante roede 21 vierkante ellen 4
vierkante palmen en de lengte 17 ellen 8 palmen; hoe veel is de
loodregte hoogte?
_Antw._ 6 Ellen 8 palmen.
18. Van eene andere ruit is de inhoud 3 bunders 55 vierkante roeden 68
vierkante ellen en de loodregte hoogte 152 ellen; hoe lang is de
grondlijn?
_Antw._ 234 Ellen.
19. Een landman heeft een stuk bouwland en een stuk weiland van gelijke
grootte; het bouwland, dat de gedaante heeft van een langwerpig
vierkant, is 18 roeden lang en 8 roeden breed; hoe lang zijn de zijden
van het weiland, als hetzelve de gedaante heeft van een kwadraat?
_Antw._ 12 Roeden.
3
20. Als een kleermaker uit 1 --- el laken, van 1 el 5 palmen breed,
4
1
eenen mansrok kan vervaardigen;
|