en 2 en aan het andere 3 en 3 ellen; hoe veel is de inhoud?
_Antw._ 28 Kubieke ellen 500 kub. palmen.
20. De hoogte van eene afgeknotte driehoekige piramide is 2 ellen 4
palmen, elke zijde van het bovenvlak 1 el 2 palmen en elke zijde van het
grondvlak 1 el 8 palmen; hoe groot is de inhoud van het afgesneden stuk?
---
_Antw._ 576 _2 / 3 = 997661 Kubieke palm.
\/
21. Van eene ongelijkzijdige vierhoekige piramide zijn de zijden om het
grondvlak 12 en 9 ellen en de loodregte hoogte is 36 ellen; op 12 ellen
hoogte wordt van dezelve een stuk afgesneden, hetwelk met de geheele
piramide gelijkvormig is; men vraagt naar den inhoud van elk stuk.
_Antw._ Het bovenstuk 384 en het onderstuk 912 kubieke ellen.
22. Het grondvlak van eene afgeknotte piramide is 10 vierkante palmen 89
vierkante duimen, die van het bovenvlak 4 vierkante palmen 41 vierkante
duimen en de hoogte 5 palmen; men vraagt naar de hoogte van de geheele
piramide en het afgesneden stuk.
_Antw._ De hoogte van de piramide 1 el 3 palmen 7 duimen 5 strepen, en
die van het afgesneden stuk 8 palmen 7 duimen 5 strepen.
23. Een balk is lang 60 palmen, dik op het eene einde 2 palmen vierkant
en op het andere einde 1 palm vierkant; vrage waar het deelpunt zal
moeten vallen, om aan beide zijden evenveel hout te hebben.
_Antw._ 39,05 Palm van boven.
24. Hoe veel ponden lood, van dertig ponden in de vierkante el, zijn er
noodig tot het beleggen eener regtstandige vierzijdige piramide, van
welke iedere zijde des grondvlaks 1,5 el lang en de hoogte 6 ellen is,
de bazis niet medegerekend?
_Antw._ 544,203 Pond.
25. Vind den inhoud van eene piramide, welker vierhoekig grondvlak groot
is 30 * 30 = 900 vierkante ellen, en welker zijvlak een gelijkzijdige
driehoek verbeeldt.
_Antw._ 6363 Kubieke ellen.
26. Een timmerman had een stuk hout, in de gedaante van eene vierkante
piramide, waarvan het grondvlak 225 vierkante palmen groot is, en
hetwelk eene lengte had van 16 ellen. Hij wilde het in twee stukken
zagen, zoodat ieder stuk evenveel hout bevatte; hoe lang moest ieder
stuk wezen?
_Antw._ Het eene stuk 3,3 el en het andere 12,7 el.
* * * * *
HET BEREKENEN VAN LIGCHAMEN, TOEGEPAST OP DIJKEN, GRACHTEN, ENZ.
S.1. Bij het berekenen van den inhoud der dijken en kanalen komen eenige
benamingen te pas, welke wij hier kortelijk zullen verklaren.
S.2. Als fig. 20 eenen dijk voorstelt, is AB
|