eel boomen daartoe noodig zijn.
_Antw._ 2401 boomen.
2. In eene kamer, die 16 rijnlandsche voeten hoog, 24 voeten lang en 20
voeten breed is, zijn twee ramen van 10 voeten hoog en 6 voeten breed,
benevens een schoorsteen van 5 voeten breed; de wanden van deze kamer
7
wil men behangen met doek van 1 --- amsterd. el breed, waarvan de
8
1 3
nederl. vierkante el 6 --- stuiver kost. Als de amsterd. el op 26 ---
4 4
duim rijnl. gerekend wordt, hoe veel zal dan het benoodigde doek kosten?
_Antw._ 37,21 Gulden bijna.
3. Hoe lang is elke zijde van eenen gelijkzijdigen driehoek, waarvan de
inhoud 6 bunders bedraagt?
_Antw._ 37,2 Roede nagenoeg.
4. Hoe ver is de top eens torens, welke 40 ellen hoog is, van den rand
eens meers verwijderd, indien de voet van den toren 30 ellen van
hetzelve afstaat?
_Antw._ 50 Ellen.
5. Iemand heeft een stuk land, dat 64 roeden langer dan breed is. Hij
1 1
verkoopt hiervan aan A. het --- gedeelte en aan B. --- van de rest. Na
4 5
dezen laatsten verkoop bevindt hij, dat zijn land even lang als breed
is, Hoe veel vierkante roeden besloeg zijn eerste land?
_Antw._ 15360 Vierk. roeden.
6. Van eenen regthoek is de inhoud 240 vierkante roeden, en dezelve is 8
voeten langer dan breed; men vraagt naar den diagonaal.
_Antw._ 263 Voeten nagenoeg.
7. Iemand heeft een stuk land, in de gedaante van eenen regthoek,
waarvan de lengte tot de breedte staat als 3 : 2; het aantal vierk.
eenheden des inhouds is tot dat der lengte-eenheden des omtreks als 48 :
5. De eigenaar wil in eenen der hoeken een tuintje afperken, hetwelk
1
dezelfde gedaante heeft als het land, doch slechts --- gedeelte van
4
deszelfs inhoud bevat. Men vraagt hoe lang en breed dat tuintje zal
moeten zijn.
_Antw._ De lengte 6 en de breedte 4 lengte-eenheden.
8. Een tuintje heeft de gedaante van een vierkant met eenen halven
cirkel op eene der zijden; zoo deszelfs omtrek 96 ellen is, hoe groot is
dan de oppervlakte? (Verhouding van ARCHIMEDES.)
_Antw._ 614,25 Vierk. ellen.
9. In eenen cirkel van 20 duimen middellijn is
|