et grondvlak 1 palm 5 duimen en die van het bovenvlak 5
duimen; men vraagt hoe veel kubieke palmen de inhoud bedraagt.
_Antw._ 3,57175 Kubieke palmen.
91. Men heeft uit eenen cilindervormigen put, van 14 palmen wijd, 100
emmers water geput; zoo de emmer van boven 3, van onder 2,7 wijd en 5
palmen hoog is, hoe veel palmen is het water dan in de hoogte
verminderd? (Verh. van ARCHIMEDES.)
145
_Antw._ 20 ----- Palm.
196
92. Eene cilindervormige buis van 56 duimen lengte en 4 duimen
middellijn, is ter hoogte van 42 duimen met water gevuld; zoo men in
deze bazis zoo veel looden kogeltjes van 2 duimen middellijn wilde
werpen, dat het water met den bovenrand gelijk stonde, hoe veel
kogeltjes zou men dan noodig hebben? (Verh. van ARCHIMEDES.)
_Antw._ 42 Kogeltjes.
93. Drie buren koopen gezamenlijk eenen slijpsteen, en betalen ieder
even veel. De straal is 1,05 el, en in het midden is een rond gat voor
den zwendelstop, hebbende eenen radius van 0,105 el. Zoo zij
overeenkomen, dat ieder op zijne beurt den steen zoo lang zal gebruiken,
tot dat zijn aandeel zal afgeslepen zijn, hoe veel moet dan ieder den
radius verminderen?
_Antw._ De eerste 0,1715, de tweede 0,2145 en de derde 0,559.
94. Men wil eenen kegel, welks grondvlak 10 palmen diameter heeft, en
welke 12 palmen hoog is, in zes gelijke deelen verdeelen door vlakken,
welke evenwijdig loopen aan het grondvlak. Men vraagt hoe ver de
omtrekken van die vlakken in de schuinsche zijde van elkander moeten
vallen.
_Antw._ De omtrek van het eerste vlak 7,7 van het grondvlak, de tweede
8,8 van den eersten, de derde 10,4 van den tweeden, de vierde 13 van den
derden, de vijfde 18,6 van den vierden en de zesde 71,5 duim van het
grondvlak.
95. Van een trapezium zijn de twee evenwijdige zijden 12 en 13 ellen en
de beide overige zijden 10 en 9 ellen; men vraagt naar den inhoud.
_Antw._ 134,9727 Vierkante ellen.
96. In eenen cirkel snijdt eene koorde eene andere koorde regthoekig, en
verdeelt dezelve in twee deelen, die tot elkander staan als 1 : 49; als
de eerste koorde 10 en de tweede 25 duimen lang is, vraagt men naar de
middellijn des cirkels.
_Antw._ 26 Duimen.
97. Van eenen driehoek ABC wordt de hoek C midden door gedeeld door eene
lijn, welke de bazis AB in twee deelen deelt; zoo nu AD = 6, BD = 8, en
de som der drie zijden 42 ellen is, vraagt men naar den inhoud van dezen
driehoek.
_Antw._ 81,3309 Vierk. ellen.
98. Men he
|