jn slechts 3 palmen. Nu wil hij denzelven verkoopen, en wel naar
reden van den inkoop. Men vraagt hoe veel hij er voor ontvangen moet.
_Antw._ 1,6875 Gulden.
23. Een Jood had eenen zak vol koren gestolen, die 7 palmen lang en 6
palmen breed was. Voor den regter geroepen, zeide hij den zak niet meer
te hebben; doch hij wilde drie zakken met koren terug geven, die ook 7
palmen lang en 2 palmen breed waren. Zocht de Jood hier ook te
schagcheren?
1
_Antw._ De Jood wilde slechts --- van het gestolene terug geven.
3
24. Hoe zwaar weegt een molensteen, welks straal 1,25 el, de dikte 40
duimen en in welks midden een vierkant gat is van 20 duimen iedere
zijde, zoo de kubieke ned. palm 2,49 pond weegt?
_Antw._ 4836,785 Pond.
25. Zeker slagter heeft een eikenen hakblok, in den vorm van eenen
cilinder; de middellijn der grondvlakte is gelijk aan de hoogte van
denzelven, namelijk 6 palmen. Hoe zwaar weegt deze blok, als de
soortgelijke zwaarte van het eikenhout 0,93 pond is?
_Antw._ 157,7711 Pond ruim.
26. Hoe veel water kan er in eene ronde kuip, waarvan de duigen
binnenwerks 3,9 palm hoog zijn, doch welker perpendiculaire hoogte
slechts 3,6 palm is, terwijl de lijn, welke van den kant des bodems tot
den overstaanden bovenkant getrokken wordt, 6 palmen doet?
_Antw._ 67,23 Kan.
* * * * *
OVER DEN BOL.
S.1. Door eenen _bol_ verstaat men een ligchaam, dat binnen een vlak
besloten ligt, welks punten overal even ver van zeker punt, binnen
hetzelve liggende, afstaan. Wanneer een halve cirkel om de middellijn
als _as_ wentelt, dan doorloopt de omtrek het _oppervlak_ van eenen bol.
S.2. De uiteinden van de as heeten _polen_ van den bol.
S.3. Elke regte lijn, welke, door het middelpunt gaande, ter wederzijden
aan de oppervlakten eindigt, wordt _middellijn_ of _diameter_ genoemd.
S.4. Men onderscheidt de cirkels, op het oppervlak van eenen bol
getrokken, in groote en kleine cirkels; de _groote_ cirkels hebben een
en hetzelfde middelpunt met den bol gemeen; de overige zijn kleine
cirkels.
S.5. Het geheele oppervlak van eenen bol is gelijk aan de middellijn,
vermenigvuldigd met den omtrek van den grooten cirkel. Ook is dit
oppervlak gelijk aan viermaal den inhoud van den grooten cirkel des
bols.
S.6. Het oppervlak van een bolvormig segment is gelijk aan den omtrek
van den grooten cirkel des bols, vermenigvuldigd
|