ellen hoog
geplaatst, dat dezelve met het ondereinde 3 ellen van den muur af is;
hoe lang is deze ladder?
_Antw._ 5 Ellen.
6. Hoe lang moet eene ladder wezen, die zoodanig tegen eenen muur van 8
ellen hoog geplaatst kan worden, dat dezelve met het ondereinde 6 ellen
van den muur verwijderd blijft, en van boven met denzelven gelijk komt?
_Antw._ 10 Ellen.
7. Tegen eenen muur, hoog 8 ellen 6 palmen, staat eene ladder, die 6
ellen 5 palmen lang is; als men het ondereinde der ladder nu 3 ellen 3
palmen van den muur aftrekt, hoe veel ellen is dan het boveneinde van de
ladder lager dan de muur?
_Antw._ 3 Ellen.
8. Van eenen regthoekigen driehoek doet de bazis 8 ellen en de opstaande
zijde 1 roede 4 ellen; hoe veel vierkante ellen is deze driehoek groot?
_Antw._ 56 Vierkante ellen.
9. Van een stukje land, in de gedaante van eenen regthoekigen driehoek,
is de bazis 30 en de schuinsche zijde 50 ellen lang; hoe groot is
deszelfs inhoud?
_Antw._ 600 Vierk. ellen.
10. Een landman heeft een stuk weiland, hetwelk de gedaante heeft van
eenen regthoekigen driehoek, en waarvan de schuinsche zijde 75 en de
opstaande zijde 45 roeden lang zijn; hoe groot is dit weiland?
_Antw._ 13 Bunders 50 vierk. roeden.
11. Als de inhoud van eenen regthoekigen driehoek 30 vierkante roeden
bedraagt, en de bazis 60 ellen lang is, hoe lang is dan de opstaande
zijde?
_Antw._ 100 Ellen.
12. Van eenen regthoekigen driehoek is de inhoud 150 vierkante roeden;
indien de bazis van denzelven 15 ellen is, hoe lang is dan de
hypothenusa?
_Antw._ 25 Ellen.
13. Van eenen scherphoekigen driehoek is de bazis 1 roede 4 ellen, de
eene opstaande zijde 1 roede 3 ellen en de andere 1 roede 5 ellen; men
vraagt naar den inhoud van dezen driehoek.
_Antw._ 84 Vierk. ellen.
14. Indien de bazis van eenen scherphoekigen driehoek 2 roeden 8 ellen
en de opstaande zijden 2 roeden 6 ellen en 3 roeden lang zijn, hoe lang
is dan de loodlijn?
_Antw._ 24 Ellen.
15. Een landman wil de grootte van een stuk land weten, hetwelk de
gedaante van eenen scherphoekigen driehoek heeft; hij meet tot dat einde
de bazis, en bevindt derzelver lengte 16 roeden 8 ellen en vervolgens de
loodlijn, welker lengte 10 roeden 4 ellen is. Bereken hieruit den inhoud
van dat land.
_Antw._ 87 Vierk. roeden 36 vierk. ellen.
16. Van eenen scherphoekigen driehoek is de bazis 7 roeden, de eene
opstaande zijde 7 roeden 5 ellen en de andere 6 roeden 5 ellen; men
vraag
|