ngd worden?
_Antw._ In de lengte 2 roeden 9 ellen 6 palmen 6 duimen en in de breedte
2 roeden 2 ellen 2 palmen 4 duimen.
29. Er is een stomphoekige driehoek, waarvan de bazis 8 palmen is, en de
opstaande zijden 2 ellen 6 palmen en 3 ellen doen; hoe lang zijn de
zijden van eenen anderen gelijkvormigen driehoek, waarvan de hoogte 3
ellen 6 palmen is?
_Antw._ De bazis 1 el 2 palmen, de kortste opstaande zijde 3 ellen 9
palmen en de langste 4 ellen 5 palmen.
30. Een boer heeft een stuk land in de gedaante van eenen regthoekigen
driehoek, waarvan de opstaande zijden 3 roeden 6 ellen en 4 roeden 5
ellen lang zijn. Van dit land wordt een gedeelte verkocht, hetwelk met
het geheele stuk gelijkvormig is, en 54 vierkante ellen inhoud heeft;
als nu de sloot, die men tot scheiding graven wil, evenwijdig moet
loopen met de grondlijn, hoe lang zijn dan de zijden van het verkochte
gedeelte?
_Antw._ 9 Ellen, 1 roede 2 ellen en 1 roede 5 ellen.
31. Van eenen regthoekigen driehoek is de bazis 3 ellen 9 palmen en de
opstaande regthoekszijde 5 ellen 2 palmen; van denzelven wordt door eene
lijn, welke evenwijdig loopt met de opstaande regthoekszijde, een
gelijkvormig deel afgenomen, hetwelk 1 vierkante el 50 vierkante palmen
groot is. Men vraagt naar de zijden van dit afgesneden stuk.
_Antw._ 1 El 5 palmen, 2 ellen en 2 ellen 5 palmen.
32. Iemand heeft een stuk land, in de gedaante van eenen regthoekigen
driehoek, waarvan de grondlijn 6 roeden en de schuinsche zijde 10 roeden
lang is; hiervan verkoopt hij een gelijkvormig stuk van 6 vierkante
roeden. Zoo men nu weet, dat het overblijvende gedeelte geenen regten
hoek heeft, hoe lang zal dan de scheidesloot zijn?
_Antw._ 5 Roeden.
33. Elke zijde van eenen regelmatigen zevenhoek doet 1 el 2 palmen; hoe
lang zal elke zijde van eenen anderen regelmatigen zevenhoek zijn, die 8
maal meer inhoud heeft?
_Antw._ 3 Ellen 6 palmen.
34. Een stuk land, hetwelk de gedaante heeft van eenen driehoek, en 28
vierkante roeden groot is, moet in twee gelijke deelen gedeeld worden
door eene sloot, welke parallel loopt met de kortste opstaande zijde.
Men vraagt in welk punt van de bazis de sloot moet beginnen of eindigen,
als dezelve 8 roeden lang is?
_Antw._ Op 5 roeden 6 ellen 5 palmen 6 duimen ruim van den kleinsten
hoek.
35. Van eenen regthoekigen driehoek is de bazis 3 roeden 6 ellen en de
opstaande regtshoekszijde 4 roeden 8 ellen; men wil denzelven in drie
gelijke deelen verd
|