t, zoodat daardoor het water voor een
gedeelte er uitloopt, en men bevindt, dat er nog 640 kannen zijn in
gebleven, is de vraag, hoe hoog dezelve aan het eene einde van den grond
is opgeligt.
_Antw._ 3,9223 Palm.
39. Het grondvlak van zekeren kubiek is juist 150 vierk. ellen groot.
Men vraagt naar het aantal mudden graan, welke deze kubiek kan bevatten,
indien men denzelven met koren kon vullen.
_Antw._ 18375 Mudden.
40. Een bak, in de gedaante van eenen kubiek, had eene oppervlakte aan
de binnenzijde van 216 vierkante palmen. Men vraagt naar de lengte van
de langste regte lijn, welke men in denzelven kan besluiten.
_Antw._ 10,4 Palm.
* * * * *
OVER DE PRISMAAS EN PIRAMIDEN.
S.1. Eene _prisma_ (fig. 17) is een veelvlakkig ligchaam, waarvan het
bovenvlak evenwijdig met het benedenvlak loopt, en waarvan al de
opstaande ribben onderling evenwijdig zijn.
S.2. De prismaas worden _driehoekig, vierhoekig_, enz. genoemd naar het
aantal zijden in het grondvlak.
S.3. Door de hoogte van eene prisma verstaat men den loodregten afstand
van het boven- tot het benedenvlak.
S.4. Eene prisma is _regthoekig_, wanneer de opstaande zijden loodregt
op het grondvlak staan. In het tegenovergestelde geval is de prisma
_scheefhoekig_.
S.5. De inhoud van eene prisma is gelijk aan de bazis, vermenigvuldigd
met de hoogte.
S.6. Eene _piramide_ (fig. 18) is een ligchaam, waarvan het grondvlak
een veelhoek is, terwijl al de overige zijden driehoeken zijn, die een
gemeenschappelijk toppunt hebben.
S.7. De piramiden worden _driehoekig, vierhoekig_, enz. genoemd, naar
mate van het aantal zijden in het grondvlak.
S.8. De _loodregte hoogte_ eener piramide is de perpendiculair, die uit
het toppunt op het grondvlak valt.
S.9. Elke piramide is gelijk aan het grondvlak, vermenigvuldigd met een
derde van de hoogte.
S.10. De oppervlakte van eene regelmatige piramide is gelijk den omtrek
van het grondvlak, vermenigvuldigd met de halve loodlijn, welke uit den
top op eene der zijden van het grondvlak valt, en dit product
vermeerderd met den inhoud van het grondvlak.
S.11. Eene _afgeknotte piramide_ (fig. 19) is hetgeen er overblijft,
wanneer van eene piramide een stuk wordt afgesneden door een vlak,
evenwijdig met het grondvlak. De afgesnedene piramide is met de geheele
piramide gelijkvormig.
S.12. De inhoud van eene afgeknotte piramide is gelijk aan de som van
het grondvlak, het bovenvla
|