pstaande regthoekszijde 2
ellen 4 palmen en de bazis of grondlijn 1 el 8 palmen; evenwijdig aan de
genoemde opstaande zijde is eene lijn getrokken van 2 ellen. Men vraagt,
in welke deelen de bazis door deze evenwijdige lijn gedeeld wordt.
_Antw._ Het eene deel is 3 palmen en het andere 1 el 5 palmen.
2. Van eenen anderen regthoekigen driehoek is de opstaande
regthoekszijde 4 ellen 8 palmen en de bazis 3 ellen 6 palmen; evenwijdig
aan deze zijde loopt eene lijn, die 1 el 2 palmen lang is. Men vraagt in
welke deelen de hypothenusa door deze evenwijdige lijn gedeeld wordt.
_Antw._ Het grootste deel is 4 ellen en het kleinste 2 ellen.
3. Een boer heeft een stuk land gekocht, hetwelk den vorm heeft van
eenen regthoekigen driehoek. Dit land wil hij door eene sloot in twee
deelen gedeeld hebben, zoodanig dat dezelve evenwijdig loopt met de
langste regthoekszijde. en eenen aanvang neemt op 3 roeden 5 ellen van
den kleinsten hoek. Hoe lang zal deze sloot zijn, als de regthoekszijden
4 roeden 2 ellen en 5 roeden 6 ellen lang zijn?
_Antw._ 2 Roeden 8 ellen.
4. Iemand, wiens oog 1 el 5 palmen van den grond verwijderd is, bevindt
zich in eene regte lijn met de torens van _Kapelle_ en _Biezelinge_, en
kan juist over den top des laatsten dien des eersten zien. Indien men nu
aanneemt, dat de toren van _Biezelinge_ 41,5 el en die van _Kapelle_
91,5 el hoog is, alsmede dat deze torens 1100 ellen van elkander afstaan
en de grond waterpas is, hoe ver is dan de bedoelde persoon van den
hoogsten toren verwijderd?
_Antw._ 1980 Ellen.
5. Op eenen oogenblik, waarin de zon scheen, was de schaduw van een
knaapje 7 palmen 2 duimen, terwijl op denzelfden oogenblik die van
zijnen broeder op 8 palmen 4 duimen gemeten werd. Als nu deze laatste 1
el 4 palmen lang was, zeg mij dan de lengte van het knaapje.
_Antw._ 1 El 2 palmen.
6. Om de hoogte van eenen toren te berekenen, plaatst men twee stokken
regtstandig in den grond, de eerste, die 3 ellen 2 palmen lang is, op
eenen afstand van 400 ellen en de tweede, welke eene lengte heeft van 2
ellen, op eenen afstand van 410 ellen, beide van den voet des torens
afgerekend. Indien nu de uiteinden der stokken en de spits des torens in
eene regte lijn liggen, hoe hoog is dan de toren?
_Antw._ 51 Ellen 2 palmen.
7. Van eenen regthoekigen driehoek is de eene regthoekszijde 2 ellen 4
palmen en de andere 3 ellen 2 palmen; uit den regten hoek heeft men eene
loodlijn op de schuinsche zijde n
|