usschen den cirkel en het geschoven vierkant 125,554 vierk. ellen en
tusschen den cirkel en het kwadraat 109.554 vierk. ellen.
66. Wanneer eene geit aan een touw geplaatst wordt van 628 nederl.
duimen lengte, zoo heeft zij voor vier dagen genoeg ter beweiding. Hoe
veel malen zal de touw om eenen ronden paal, van 1 duim diameter, moeten
gewonden worden, opdat het dier voor eenen dag genoeg hebbe?
_Antw._ 100 Maal.
* * * * *
OVER DE GELIJKVORMIGE FIGUREN.
S.1. _Gelijkvormige figuren_ zijn dezulke, waarvan de overeenkomstige
hoeken gelijk en de zijden om deze hoeken evenredig zijn.
S.2. De zijden, over gelijke hoeken staande, worden _gelijkstandige_ of
_even eens geplaatste_ zijden genoemd.
S.3. Twee driehoeken zijn gelijkvormig, wanneer de hoeken van den eenen
driehoek, elk in het bijzonder, gelijk zijn aan de hoeken des anderen
driehoeks, alsmede, dat de zijden, welke in de beide driehoeken over
gelijke hoeken slaan, met elkander evenredig zijn.
S.4. Alle gelijkzijdige driehoeken zijn gelijkvormig.
S.5. Driehoeken zijn gelijkvormig, wanneer de zijden van den eenen
driehoek evenwijdig zijn aan die van den anderen.
S.6. De lijn, welke eenen der hoeken van eenen driehoek midden door
deelt, verdeelt de overstaande zijden in stukken, welke evenredig zijn
met de opstaande zijden, waaraan zij grenzen.
S.7. Twee veelhoeken worden _gelijkvormig_ genoemd, wanneer zij gelijke
hoeken hebben, welke in dezelfde orde op elkander volgen, en de
gelijkstandige zijden, welke tusschen de gelijke hoeken liggen,
evenredig zijn.
S.8. Twee veelhoeken, welke uit een zelfde aantal gelijkvormige
driehoeken zijn zamengesteld, die op dezelfde wijze aan elkander
sluiten, zijn gelijkvormig.
S.9. De inhouden van gelijkvormige veelhoeken zijn tot elkander in reden
als de vierkanten van de even eens geplaatste zijden. De inhouden van
gelijkvormige veelhoeken zijn ook in reden, als het product van twee
zijden in den eenen veelhoek tot het product der gelijkstandige zijden
in den anderen driehoek.
S.10. Driehoeken, die gelijke bazis hebben, staan tot elkander als de
hoogten.
S.11. Driehoeken, die gelijke hoogte hebben, staan tot elkander als de
grondlijnen.
S.12. Parallelogrammen, die gelijke hoogte hebben, staan in reden als de
grondlijnen.
S.13. Parallelogrammen, die gelijke grondlijnen hebben, staan in reden
als de hoogten.
VOORSTELLEN.
1. Van eenen regthoekigen driehoek is de o
|