ng is dan de loodlijn en
de kortste zijde?
_Antw._ De loodlijn is 1 roede 2 ellen en de kortste zijde 1 roede 3
ellen.
26. Er is een stomphoekige driehoek, waarvan de grondlijn 7, de kortste
opstaande zijde 15 en de loodlijn 5 die uit den tophoek op de verlengde
bazis wordt neergelaten, 9 roeden doen; hoe groot is de langste zijde?
_Antw._ 21 Roeden ruim.
27. Van een stuk land, hetwelk de gedaante heeft van eenen stomphoekigen
driehoek, is de bazis 10 roeden 4 ellen, derzelver verlengde tot aan de
loodlijn 4 roeden en de loodlijn 4 roeden 2 ellen; men vraagt naar de
opstaande zijden.
_Antw._ 5 Roeden 8 ellen en 15 roeden.
28. Indien van eenen stomphoekigen driehoek de opstaande zijden 2 roeden
9 ellen en 7 roeden 5 ellen lang zijn, en de loodregte hoogte van den
tophoek tot het verlengde der grondlijn 2 roeden 1 el is, hoe lang is
dan de bazis en derzelver verlengde tot aan de loodlijn?
_Antw._ De bazis 5 roeden 2 ellen en het verlengde 2 roeden.
29. Van eenen stomphoekigen driehoek is de grondlijn 6 roeden 6 ellen,
de kortste opstaande zijde 6 roeden 8 ellen en de loodregte hoogte 3
roeden 2 ellen; men vraagt naar de langste zijde en het verlengde der
grondlijn.
_Antw._ De langste zijde 13 en het verlengde der grondlijn 6 roeden.
30. Hoe veel bedraagt de loodregte hoogte van eenen stomphoekigen
driehoek, waarvan de grondlijn 4 ellen, de langste oploopende zijde 1
roede 5 ellen en de andere zijde 1 roede 3 ellen is?
_Antw._ 1 Roede 2 ellen.
31. Van een stuk land, hebbende de gedaante van eenen stomphoekigen
driehoek, heeft de bazis eene lengte van 2 roeden 2 ellen, de zijde over
den stompen hoek van 6 roeden en de andere zijde van 5 roeden. Men
vraagt naar den inhoud.
_Antw._ 5 Vierk. roeden 28 vierk. ellen.
32. Van een stuk land, hetwelk de gedaante heeft van eenen
stomphoekigen driehoek, bedraagt de lengte der bazis 60 roeden 4 ellen
en de lengte der loodlijn, die uit den tophoek op de verlengde bazis
valt, 30 roeden. Hoe groot is dat land?
_Antw._ 9 Bunders 6 vierk. roeden.
33. De inhoud van eenen stomphoekigen driehoek is 5 vierkante roeden 46
vierkante ellen, de kortste opstaande zijde 2 roeden 9 ellen en het
verlengde tot aan de loodlijn 2 roeden. Men vraagt naar de langste
zijde, de bazis en de loodlijn, die uit den tophoek op het verlengde der
bazis valt.
_Antw._ De langste zijde 7 roeden 5 ellen, de bazis 5 roeden 2 ellen en
de loodlijn 2 roeden 1 el.
34. Als een drieh
|