beperkte sfeer, toch in de heerlijkheid
en schoonheid der Grooten tot ons zult spreken, daen zullen wij noch
Ariers, noch Semieten, maar van liefde vervoerden, van verrukking
dronkenen zijn; wij zullen niet dan verheerlijkte menschen, uw
overwinning onvergankelijk en volledig wezen ... zich hernieuwend van
eeuw tot eeuw.... Dichter wees gij onze Heer, wij zullen uw Adam
zijn....--
* * * * *
Eindig ik nu en zie ik rond mij in den kring van gevoelens en gedachten,
die na lezing van dit dichtwerk uit mij ontstonden, dan zie ik menig
gelaat, vragend mij aanziend: "Laat ge mij achter, vergeet gij mij?" En
ik antwoord berustend: Vergeten zal ik u niet, maar u achterlaten, dat
zal wel moeten. Want de literaire criticus als zoodanig valt nimmer den
gedachten- en gevoelsinhoud van den beoordeelde aan, en gij, gedachten
die ik achterlaat, zijt sociologische en wijsgeerige strijders.--Maar al
waart gij geen strijders ... dan nog....--Zoo zag ik, dat de
proletarische toon in deze dichtkunst ontbrak en ik vond er de
sociologische verklaring van, maar wat moet daar de literaire criticus
mee aanvangen? Zoo vond ik tot mijn leedwezen een--soms zelfs
opgeschroefd!--chauvinisme in dezen bundel, een chauvinisme dat ik den
grootsten vijand van gezond nationaliteitsgevoel acht--wat echter heeft
de literaire criticus daar mee van doen? Neen voorzeker, hij niets. Maar
ik--zeer veel! En zoo ik dit alles nu achterlaat, vergeten zal ik het
niet maar het wellicht te zijner tijd uiting geven.--Heb ik veel goeds
maar ook veel kwaads van deze verzen gezegd, het beste bewaarde ik voor
het laatst: Het zal den dichter tot blijvende eere strekken, dat hij de
eerste was, die op grootendeels zuivere en innige wijze in kunst het
verlangen heeft verwerkelijkt, dat in de keur van Holland's Jodendom
leeft, het verlangen: van Joodsche Nederlanders tot Nederlandsche Joden
nu reeds, tot Palestinensische later te worden. Dichter, [p.29] uw kunst
is nu nog slechts de smalle brug over een poel van waan en
bourgeois-satisfaitschap, waarover een kleine groep van Joodsche
idealisten naar de eenheid met hun bewogen-levende, hun
smartelijk-lijdende broeders in andere landen trekt. Moge de Bouwmeester
haar versterken tot eene, zoo breed en monumentaal, dat eens de
tienduizenden van het Hollandsch-Joodsche proletariaat er over zullen
schrijden, blijde en trotsch, de gelederen der Po'ale-Tsion tegemoet.
16 Januari '16.
Noten:
[
|