FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64  
65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   >>   >|  
. 'Dat doet mij zeer veel genoegen. Waar is uw vriend?' 'Daarginder. Ik wilde u alleen nog een vraag doen. Wilt gij mij daarop antwoorden?' 'Gij zijt bij menschen geweest, niet waar? Is het u om mijn geheim te doen?' 'Wie zal dat boekje vinden, Wistik?' 'Ja, Ja! dat is het! dat is het! Wilt ge mij helpen, als ik het u zeg? 'Als ik kan, zeker!' 'Luister dan, Johannes!' Wistik zette verbazend groote oogen en trok zijn wenkbrauwen hooger op dan ooit. Toen fluisterde hij langs den rug van zijn handje: 'Menschen hebben het gouden kistje, elfen hebben den gouden sleutel, elfenvijand vindt het niet, menschenvriend slechts opent het. Lentenacht is de rechte tijd, en roodborstje weet den weg.' 'Is dat waar? Is dat waar?' riep Johannes en dacht aan zijn sleuteltje. 'Ja!' zeide Wistik. 'Waarom vond het nog niemand dan? Zooveel menschen zoeken er naar.' 'Ik heb geen mensch, geen mensch gezegd, wat ik u vertrouwd heb. Ik vond nog nooit een elfenvriend.' 'Ik heb het, Wistik! ik kan u helpen!' Johannes juichte en klapte in de handen. 'Ik zal het Windekind vragen.' Weg vloog hij over mos en dorre bladeren. Doch hij struikelde telkens, en zijn tred was zwaar. Dikke takken knapten onder zijn voet, waar hij anders geen grashalmpje boog. Daar was de dichte varenplant, waaronder zij geslapen hadden, wat leek zij hem laag. 'Windekind!' riep hij. Doch hij schrikte van het geluid van zijn stem. 'Windekind!' Het klonk als een menschenstem, een schuwe nachtvogel vloog krijschend op. Ledig was het onder den varenstruik, Johannes zag niets. De blauwe lichtjes waren verdwenen; het was kil en grondeloos duister om hem heen. Boven zich zag hij de zwarte schimmen der boomkruinen tegen de sterrenlucht. Nog eens riep hij. Toen durfde hij niet meer. Zijn stem was een schennis in de stilte, en Windekinds naam scheen een spotklank. Toen viel het arme Johannesje neder en snikte in radeloos berouw. VII Kil en grauw was de morgen. De zwarte glimmende takken, door den storm ontbladerd, weenden in den mist. Over het natte, neergeslagen gras liep de kleine Johannes haastig voort, voor zich uit starend naar den kant, waar het woud lichter werd, als had hij daar een doel. Zijn oogen waren rood van 't weenen en strak van angst en jammer. Zoo had hij den ganschen nacht geloopen, alleen zoekend naar het licht, met Windekind was het veilig thuisgevoel weg. In elke donkere plek zat het spook der verlatenheid, e
PREV.   NEXT  
|<   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64  
65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   >>   >|  



Top keywords:

Johannes

 

Wistik

 

Windekind

 

zwarte

 

mensch

 

hebben

 
gouden
 

alleen

 

takken

 

menschen


helpen

 

schennis

 
grondeloos
 

menschenstem

 

Windekinds

 

spotklank

 

scheen

 
lichtjes
 
stilte
 

schuwe


verdwenen

 
varenstruik
 

boomkruinen

 
schimmen
 
sterrenlucht
 

nachtvogel

 

durfde

 

krijschend

 
duister
 

blauwe


jammer

 

ganschen

 

weenen

 

geloopen

 

zoekend

 

verlatenheid

 

donkere

 

veilig

 

thuisgevoel

 
lichter

glimmende

 
morgen
 

ontbladerd

 

snikte

 
radeloos
 

berouw

 

weenden

 

starend

 
haastig
 

kleine