FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   >>  
Docter Cijfer scheen altijd rustig en gelukkig. Onvermoeid en onverstoorbaar ging hij zijn weg, studeerend en onderrichtend, tevreden en gelijkmoedig. 'Zie hem,' zeide Pluizer, 'hij ziet alles en ziet ook niets. Hij bekijkt de menschen alsof hij zelf een ander wezen ware, dat niets met hen uitstaande heeft. Hij gaat tusschen kwalen en ellenden als een onkwetsbare en verkeert met den dood als een onsterfelijke. Hij verlangt alleen te begrijpen wat hij ziet, en hij vindt alles even goed wat hij te weten komt. Hij is met alles tevreden, zoodra hij het bereikt. Zoo moet je ook worden.' 'Maar dat kan ik nooit.' 'Ja, dat kan ik niet helpen.' Dat was immer het hopelooze einde van hun gesprek. Johannes werd dof en onverschillig, zocht en zocht, niet meer wetend waarnaar en waarom. Hij werd als de velen, die Wistik gesproken hadden. 't Werd winter, en hij merkte het nauwelijks. Op een killen, mistigen morgen, toen de natte, vuile sneeuw op de straten lag en van boomen en daken droop, ging hij met Pluizer zijn dagelijkschen gang. Op een plein ontmoette hij eenige jonge meisjes, op een rij, met schoolboeken in de hand. Ze wierpen elkaar met sneeuw en lachten en stoeiden. Helder klonken haar stemmetjes over het besneeuwde plein. Men hoorde geen geluid van voetstappen of rijtuigen, alleen de rinkelende bellen der paarden of het rammelen van een winkeldeur. Helder klonk de blijde lach door de stilte. Johannes zag hoe een der meisjes hem aankeek en bleef nastaren. Zij had een bontmanteltje om en droeg een zwarten hoed. Hij kende haar gelaat zeer goed, maar wist toch niet wie zij was. Zij knikte eens, en nog eens. 'Wie is dat? ik ken haar.' 'Ja, dat is wel mogelijk. Zij heet Maria. Sommigen noemen haar Robinetta.' 'Neen, dat kan niet. Zij lijkt niet op Windekind. Het is een gewoon meisje.' 'Ha! ha! ha! Zij kan niet lijken op niemand. Maar zij is wie zij is. Je hebt naar haar verlangd, ik wil je nu wel bij haar brengen.' 'Neen, ik wil haar niet zien. Ik had haar liever dood gezien, zooals de anderen.' En Johannes keek niet meer om, maar liep haastig door en prevelde: 'Dat is het laatste, er is niets! niets!' XIII Het klare, warme zonlicht van een eersten lentemorgen stroomde over de groote stad. Helle stralen vielen in 't kamertje, waar Johannes woonde; op de lage zoldering trilde en schommelde een groote lichtplek, weerkaatsing van het rimpelend water der gracht. Johannes zat voor het raa
PREV.   NEXT  
|<   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   >>  



Top keywords:
Johannes
 

Helder

 

sneeuw

 
meisjes
 

groote

 

Pluizer

 

tevreden

 

alleen

 

schommelde

 

gelaat


zwarten

 
trilde
 

woonde

 
knikte
 
zoldering
 

lichtplek

 

blijde

 

stilte

 

winkeldeur

 

paarden


rammelen

 

nastaren

 

rimpelend

 

weerkaatsing

 

bontmanteltje

 
aankeek
 

gracht

 

laatste

 

prevelde

 

eersten


zonlicht

 

verlangd

 
haastig
 

gezien

 

zooals

 

anderen

 

liever

 

brengen

 

kamertje

 

Windekind


vielen
 
Robinetta
 

noemen

 

Sommigen

 

gewoon

 
meisje
 

lijken

 
niemand
 
lentemorgen
 

stroomde