FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   >>  
ke gedaante, met het gouden voorwerp dat blonk in zijn hand. Aan het andere einde herkende Johannes den duisteren Dood. 'Windekind! Windekind!' riep Johannes. Doch in denzelfden tijd dat Johannes het wondere vaartuig naderde, zag hij naar den horizon. In het midden van de lichte ruimte, door de grove, vurige wolken omgeven, zag hij een kleine, zwarte gestalte. Zij werd grooter en grooter, langzaam naderde een mensch, rustig schrijdend over de woelende, vurige wateren. De roodgloeiende golven rezen en daalden onder zijn voet, doch kalm en rustig kwam hij nader. Het was een mensch, zijn gelaat was bleek en zijn oog diep en donker. Zoo diep als de oogen van Windekind, doch in hun blik was eindeloos zachte weemoed, zooals Johannes dien nimmer in andere oogen gezien had. 'Wie zijt gij?' vroeg Johannes. 'Zijt gij een mensch?' 'Ik ben meer!' zeide hij. 'Zijt gij Jezus, zijt gij God?' vroeg Johannes. 'Noem die namen niet,' zeide de gestalte, 'zij waren heilig en rein als priestergewaden en kostelijk als voedend koren, doch zij zijn tot draf geworden voor de zwijnen en tot narrekleederen voor de dwazen. Noem hen niet, want hun zin is tot dwaling, hun wijding tot spot geworden. Wie mij kennen wil, werpe die namen weg en luistere naar zichzelven.' 'Ik ken u! ik ken u!' zeide Johannes. 'Ik was het, die u deed weenen om de menschen, terwijl gij uwe tranen niet begrijpen kondet. Ik was het, die u deed liefhebben, waar gij uwe liefde niet verstondt. Ik ben bij u geweest, en gij hebt mij niet gezien, ik heb uwe ziel bewogen en gij hebt mij niet gekend.' 'Waarom zie ik u nu eerst?' 'Vele tranen moeten de oogen verhelderen, die mij zullen zien. En niet voor uzelven alleen, maar voor mij moet gij weenen, dan zal ik u verschijnen en gij zult mij herkennen als een ouden vriend.' 'Ik ken u. Ik herkende u. Ik wil bij u zijn.' Johannes strekte de handen uit. Doch de mensch wees op het glinsterende vaartuig, dat langzaam voortdreef op den vurigen weg. 'Zie!' zeide hij, 'dat is de weg naar alles wat gij verlangd hebt. Een andere is er niet. Zonder die beiden zult ge het niet vinden. Doe nu uwe keuze. Daar is het Groote Licht, daar zult gij zelve zijn wat gij verlangt te kennen. Daar!' en hij wees naar het donkere Oosten, 'waar de menschheid is en haar weedom, daar is mijn weg. Niet het dwaallicht, dat gij gedoofd hebt, maar ik zal u begeleiden. Zie nu, gij weet het. Doe uwe keuze.' Toen wendde Johannes langzaam he
PREV.   NEXT  
|<   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   >>  



Top keywords:
Johannes
 

mensch

 

Windekind

 
andere
 

langzaam

 

rustig

 

grooter

 

tranen

 

vaartuig

 

naderde


kennen

 
weenen
 

herkende

 
gezien
 
gestalte
 

vurige

 

geworden

 

moeten

 

geweest

 

kondet


liefhebben

 

begrijpen

 

terwijl

 

menschen

 

liefde

 
verstondt
 

gekend

 

Waarom

 

bewogen

 

vriend


donkere

 

Oosten

 
menschheid
 

verlangt

 

vinden

 

Groote

 

weedom

 

wendde

 

begeleiden

 

gedoofd


dwaallicht
 
beiden
 

Zonder

 

verschijnen

 

herkennen

 
alleen
 

zullen

 
uzelven
 
strekte
 

verlangd