FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   >>  
em. Pluizer nam hem mede naar het kille huis van docter Cijfer. Een tijd lang nog zweefden de zonnebeelden voor zijn geest, toen verflauwden zij langzamerhand en midden op den dag was het geheel duister in hem. Doch toen de avond kwam en hij weder door de straten der stad ging, was de lucht zoel en vol vochtige voorjaarsgeuren. Alles geurde sterker en in de enge straten beklemde het hem. Maar op de open pleinen rook hij het gras en de knoppen van buiten. En boven de stad zag hij het voorjaar in de rustige wolkjes, in het teedere rood van den westelijken hemel. De schemering spreidde een zachten, grijzen nevel over de stad, vol fijne tinten. Het werd stil in de straten, alleen een straatorgel in de verte speelde een weemoedige wijs, de huizen schenen zwarte schimmen tegen den rooden avondhemel, als tallooze armen staken ze hun grillige spitsen en schoorsteenen op. Het was Johannes als een vriendelijke glimlach der zon, toen zij voor het laatst lichtte over de groote stad, vriendelijk als de glimlach die een dwaasheid vergeeft. En de zoelte streek Johannes liefkoozend langs de wangen. Toen kwam er een groote weemoed in Johannes' hart, zoo groot dat hij niet verder kon gaan en diep ademend zijn gezicht moest opheffen naar den wijden hemel. Het voorjaar riep hem en hij hoorde het. Hij wilde antwoorden, hij wilde komen. Het was alles berouw en liefde en vergeving in hem. Verlangend staarde hij omhoog en tranen gleden uit zijn droeve oogen. 'Kom! Johannes! doe niet zoo raar, de menschen kijken!' zei Pluizer. De lange, eentonige huizenrijen strekten zich aan beide zijden somber en naargeestig uit. Een jammer in de zoele lucht, een klaagtoon tusschen het roepen van de lente! De menschen zaten aan de deuren en op de stoepen, om de lente te genieten. Het scheen Johannes een bespotting. De vuile deuren stonden open en de bedompte ruimte daarbinnen wachtte hen. Nog rekte het orgel in de verte zijn weemoedige tonen. 'O! kon ik hier uit wegvliegen, ver weg, naar de duinen, naar--de zee!' Doch hij moest mede naar het hooge kleine kamertje en hij lag wakker dien nacht. Hij moest denken aan zijn vader en de lange wandelingen, die hij met hem maakte, als hij tien passen achter hem liep en zijn vader letters voor hem schreef in het zand. Hij moest aan de plaatsen denken, waar de viooltjes groeien tusschen het kreupelhout en aan de dagen, dat hij ze met zijn vader gezocht had. Den ganschen nacht zag hij het gezich
PREV.   NEXT  
|<   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   >>  



Top keywords:
Johannes
 
straten
 
denken
 

menschen

 

groote

 

voorjaar

 

glimlach

 
deuren
 

Pluizer

 
tusschen

weemoedige

 

roepen

 

jammer

 

naargeestig

 
klaagtoon
 

antwoorden

 

somber

 

zijden

 

kijken

 

berouw


gleden

 

droeve

 

tranen

 

liefde

 
staarde
 
vergeving
 
omhoog
 

huizenrijen

 
strekten
 

eentonige


Verlangend

 
passen
 
achter
 

letters

 
maakte
 

wandelingen

 

kamertje

 

wakker

 

schreef

 

gezocht


ganschen

 

gezich

 

kreupelhout

 
plaatsen
 

viooltjes

 
groeien
 

kleine

 

bedompte

 

stonden

 

ruimte