FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83  
84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   >>  
n. Daar ben je een mensch voor.' 'Ik wil geen mensch zijn. Ik wil droomen.' 'Dat helpt niet. Je moet. Je bent nu onder mijn hoede en met mij samen zul je werken en zoeken. Alleen met mij kan je vinden wat je verlangt. En ik zal je niet verlaten totdat wij het gevonden hebben.' Johannes voelde een vage ontzetting. Doch het was alsof een overmacht hem drukte en dwong. Willoos onderwierp hij zich. Weg waren duinen, boomen en bloemen. Hij was in een klein, schemerig verlicht kamertje, daarbuiten zag hij, zoover hij zien kon, huizen en weder huizen, somber en grauw, in lange, eentonige rijen. Rook steeg overal op in dikke kronkels en sloeg als een bruinachtige nevel in de straten neer. En op die straten liepen de menschen als groote, zwarte mieren haastig dooreen. Een verward gerucht steeg dof en aanhoudend uit hun massa op. 'Zie Johannes,' zei Pluizer, 'is dat nu niet aardig? Dat zijn nu allen menschen en al die huizen zoover je zien kunt, nog verder dan die blauwe toren daar, zijn ook vol menschen, van boven tot beneden vol. Is dat niet merkwaardig? Dit is nog wat anders dan een mierenhoop.' Johannes luisterde met angstige nieuwsgierigheid, alsof hem een groot, verschrikkelijk ondier vertoond werd. Het was hem alsof hij op den rug van het monster stond, het zwarte bloed door dikke aderen zag stroomen en den donkeren adem uit honderd neusgaten zag stijgen. En hij werd bang voor het onheilspellend grommen der ontzaglijke stem. 'Zie hoe hard al die menschen loopen, Johannes,' ging Pluizer voort. 'Je kunt zien dat zij haast hebben en iets zoeken, niet waar? Maar het is grappig, dat geen een precies weet wat hij zoekt. Als ze nu een poosje gezocht hebben, dan komen ze iemand tegen, die heet Hein ...' 'Wie is dat?' vroeg Johannes. 'O! een goede kennis van me, ik zal je wel eens aan hem voorstellen. Nu die Hein zegt dan: 'Zoek je mij?' Daarop zeggen de meesten gewoonlijk: 'O neen! ... jou bedoel ik niet!' maar dan antwoordt Hein weer: 'Er is toch niets anders te vinden dan mij.' Dan moeten ze zich wel met Hein tevreden stellen.' Johannes begreep, dat hij van den dood sprak. 'En gaat dat altijd, altijd zoo?' 'Welzeker, altijd. Er komen echter iederen dag weer een massa nieuwen en die beginnen dagelijks te zoeken, zonder te weten waarnaar, en zoeken en zoeken totdat ze eindelijk Hein vinden, zoo gaat het al een aardig poosje lang en zoo zal het ook nog wel een poosje blijven aanhouden.' 'Zal ik ook nie
PREV.   NEXT  
|<   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83  
84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   >>  



Top keywords:

Johannes

 

zoeken

 

menschen

 
huizen
 

hebben

 
altijd
 

poosje

 

vinden

 

zoover

 

straten


Pluizer

 

zwarte

 

aardig

 

anders

 

mensch

 
totdat
 

gezocht

 

kennis

 
droomen
 

iemand


grappig

 

grommen

 

ontzaglijke

 

onheilspellend

 

honderd

 

neusgaten

 

stijgen

 
loopen
 

precies

 

echter


iederen
 

nieuwen

 
Welzeker
 

beginnen

 

dagelijks

 

blijven

 
aanhouden
 

eindelijk

 

zonder

 

waarnaar


begreep

 

zeggen

 

meesten

 

gewoonlijk

 
Daarop
 

voorstellen

 

donkeren

 
bedoel
 

moeten

 

tevreden