FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88  
89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   >>  
er dan alle andere menschen. Maar hij moet dan ook de kleine gevoeligheden, die de gewone menschen kennen, laten varen voor dat eene groote: de wetenschap. Wilt ge zulk een mensch worden? was dat uw roeping, mijn jongen?' Johannes weifelde, hij wist nog niet recht wat een roeping was, zoomin als de meikever. 'Ik wilde het boekje vinden,' zeide hij, 'waar Wistik van sprak.' De docter keek verbaasd en vroeg: 'Wistik?' Doch Pluizer zei snel: 'Hij wil het, docter, ik weet het wel. Hij wil de hoogste wijsheid zoeken, hij wil het wezen der dingen begrijpen.' Johannes knikte, 'Ja!' Zoover hij begreep, was dat zijn bedoeling. 'Nu, dan moet je sterk zijn, Johannes, en niet klein en teerhartig. Dan zal ik je helpen. Maar bedenk: alles of niets.' En Johannes hielp met sidderende handen de losgemaakte koorden weer vaster om de pootjes van het konijntje strikken. XI 'Wij zullen toch eens zien,' zeide Pluizer, 'of ik je niet evenveel moois vertoonen kan als Windekind.' En toen zij den docter vaarwel hadden gezegd en beloofd spoedig weer te komen, leidde hij Johannes rond in alle hoeken der groote stad, hij toonde hem, hoe het groote monster leefde, hoe het ademde en zich voedde, hoe het in zich-zelve verteerde en uit zich-zelve weer opgroeide. Doch hij had voorliefde voor de sombere achterbuurten, waar de menschen dicht opeengepakt zaten, waar alles grauw en groezelig, de lucht zwaar en bedompt was. Hij ging met hem in een der groote gebouwen, waaruit de rook opsteeg, dien Johannes den eersten dag gezien had. Er heerschte een verdoovend geraas, overal rammelde, ratelde, stampte en dreunde het, groote wielen wentelden en lange riemen schoven slingerend voort; zwart zagen muren en bodem, de vensters waren gebroken of bestoven. Hoog rezen de geweldige schoorsteenen boven het zwarte gebouw uit en zonden dikke, kronkelende rookzuilen op. In dat gewoel van raderen en werktuigen zag Johannes tal van menschen met bleek gelaat, met zwarte handen en kleederen, zwijgend en rusteloos werken. 'Wie zijn dat?' vroeg hij. 'Raderen, ook raderen,' lachte Pluizer, 'of menschen, zoo je wilt. Wat ze daar doen, doen ze dag in, dag uit. Men kan op die manier ook mensch zijn, in hun soort altijd.' En zij kwamen in vuile straatjes, waar het strookje hemelblauw zoo smal leek als een vinger en nog verduisterd werd door uitgespannen kleederen. Daar krioelde het van menschen; ze verdrongen elkaar, schreeuwden, lachten en
PREV.   NEXT  
|<   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88  
89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   >>  



Top keywords:
Johannes
 

menschen

 

groote

 
docter
 

Pluizer

 

zwarte

 

raderen

 

kleederen

 

Wistik

 

mensch


roeping

 
handen
 

wielen

 
dreunde
 
vensters
 

wentelden

 

stampte

 

slingerend

 

ratelde

 

schoven


riemen

 

gezien

 

bedompt

 

gebouwen

 

lachten

 
opeengepakt
 

groezelig

 

waaruit

 

heerschte

 

verdoovend


geraas

 

overal

 
opsteeg
 

schreeuwden

 

eersten

 

rammelde

 

geweldige

 

verduisterd

 

lachte

 

vinger


Raderen
 
uitgespannen
 

werken

 

strookje

 

altijd

 
kwamen
 

hemelblauw

 
manier
 
rusteloos
 

schoorsteenen