FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67  
68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   >>   >|  
allen dood. Maar in de serre prijkten dan nog palmen en boomvarens en hingen de vreemde bloemtrossen der orchideeen in de vochtige zoelte. Met verwondering staarde Johannes in haar prachtige kelken en dacht aan Windekind. Hoe kil en kleurloos scheen alles dan, als hij buiten kwam, de natte sneeuw met de zwarte voetstappen en de rafelende, druipende boomgeraamten. Alleen als de sneeuwvlokken uren en uren achtereen zwijgend waren neergezegen, zoodat de twijgen bogen onder het aangroeiend dons, liep Johannes graag in de violette schemering van het sneeuwbeschaduwd bosch. Dat was stilte, maar geen dood. En het was bijna schooner dan zomergroen, als het blinkend wit der gekruiste takjes tegen den helderblauwen hemel afstak, of als een te zwaar beladen struik het sneeuwloof van zich af liet glijden, zoodat het, tot een schitterend wolkje verstuivend, daalde. Eens op zulk een wandeling, toen hij zoo ver gekomen was, dat hij niets om zich zag dan sneeuw en sneeuwdragende takken,--half wit, half zwart--en alle geluid en leven verdoofd schenen in het glinsterend donzen hulsel, gebeurde het, dat hij een klein, wit diertje snel voor zich uit meende te zien loopen. Hij volgde het,--het geleek op geen diertje, dat hij kende,--doch toen hij het wilde grijpen, verdween het schielijk in een boomstronk. Johannes tuurde in de ronde zwarte opening waarin het verdwenen was, en dacht: 'Zou dat Wistik zijn?' Hij dacht niet veel aan hem. Het scheen hem slecht, en hij wilde zijn boete niet verzwakken. En het leven bij de twee goede menschen deed hem weinig vragen. Wel moest hij 's avonds voorlezen uit een dik boek waarin veel over God gesproken werd, doch hij kende dat boek en las gedachteloos. Den nacht echter na die wandeling in de sneeuw, lag hij wakker in zijn bedstede en keek naar het koude schijnsel der maan op den vloer. Daar zag hij opeens twee kleine handjes, die boven de beddeplank uitkwamen en zich stevig om den rand haakten. Toen verscheen de punt van een wit pelsmutsje tusschen de twee handjes, en eindelijk zag hij een paar ernstige oogjes onder hoog getrokken wenkbrauwen. 'Goeden avond, Johannes!' zeide Wistik. 'Ik kwam u even herinneren aan onze afspraak. Gij kunt het boekje nog niet gevonden hebben, want het is nog geen lente. Maar denkt gij er wel om? Wat is dat voor een dik boek, waarin ik u heb zien lezen? Dat kan het echte niet zijn. Denk dat niet.' 'Dat denk ik niet, Wistik,' zeide Johannes. Hij keerde zich om
PREV.   NEXT  
|<   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67  
68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   >>   >|  



Top keywords:
Johannes
 
Wistik
 
sneeuw
 
waarin
 

zoodat

 

handjes

 

diertje

 

wandeling

 

scheen

 

zwarte


avonds

 

voorlezen

 

gedachteloos

 

gesproken

 

slecht

 

verzwakken

 

keerde

 
verdwenen
 
echter
 

vragen


weinig

 

menschen

 
eindelijk
 

ernstige

 

oogjes

 

tusschen

 
verscheen
 

pelsmutsje

 

getrokken

 
wenkbrauwen

afspraak

 
boekje
 

herinneren

 

hebben

 
Goeden
 

haakten

 

schijnsel

 

gevonden

 

wakker

 

bedstede


uitkwamen

 
stevig
 
beddeplank
 

opening

 

opeens

 

kleine

 

schenen

 

zwijgend

 

achtereen

 
neergezegen