nde dieren_: dieren die als sterrebeelden voorkomen.
[12] _Augustijn_, bisschop Augustinus van Hippo, 4e E.
[13] _grootschheid_: grandezza, heerlijkheid.
[14] _Nu dewijl de dieren_. Het verband tusschen de dieren en deze stof
uitvoerig uitgewerkt in Bilderdijk's _De Dieren_. Zie ook Beets,
_Verscheidenheden_, N.B. II.
[15] _Zelfs bij dieren afgeteekend_: door dieren.
[16] _Waarom men in poezy de gebloemde wijze van spreken_: Dichters,
profeten, bijbelschrijvers gunne men de beeldspraak.
[17] _verzieren_ is: bedenken, verdichten; versieren: opschiken.
Verziersel dus: verdichtsel, verzinsel.
[18] _rijker stof bijzet_. Meer afwisseling geeft.
[19] _onschuld_: verontschuldigingen.
[20] _Naardien ze bijwijlen opspraak onderworpen zijn_. V. had hier een
profetisch oogenblik. Inderdaad heeft zijn ten tooneele brengen van deze
stof de verontwaardiging der predikanten opgewekt, die na de tweede
voorstelling den Amsterdamschen magistraat een verbod van verdere
vertooning wisten te ontlokken.
[21] _zinnelijkheid_, dat waar de zinnen zich op zetten: smaak. "De
smaken zijn verschillend."
[22] _heilige treurspeldichters_. "Heilig" behoort bij treurspel, niet
bij dichters: dichters van gewijde stoffen.
[23] _Poeet Ezechiel_. Niet _profeet_ (2e E. na Chr.).
[24] _Gregorius Nazianzener_. Gregorius van Nazianze (4e Eeuw).
[25] Vondels eerbied voor Huig de Groot, ook als dichter, was
onverwelkbaar. Hier huldigt hij zijn _Christus Pattens_; voor zijn _Adam
in Ballingschap_ inspireerde hem De Groots _Adamus Exul_; diens derde
Latijnsche treurspel: _Solompaneas_ vertaalde hij. Zie mijn Inleiding
pag. 71.
[26] _Sir Richard Baker_ (1568-1643) een Engelsch landedelman, die in
schulden kwam voor familieleden en in de gevangenis _Bespiegelingen_ en
_Overwegingen_ schreef over Bijbelsche onderwerpen (_Chambers_).
[27] _wettige treurspelen_: staat tegenover de onheilige, w.o. V. zoo
juist gesproken heeft. Dus die gewettigd zijn door hun hoog karakter.
Of: die geschreven zijn overeenkomstig de Tooneelwetten?
[28] _de menschen te vermurwen door schrik en mededoogen_. Voor de
beteekenis van deze woorden in de leer van het tragische zie mijn
Inleiding over V.'s dramatiek, pag. 32-45.
[29] _Zooals Vondel ook uitvoerig in zijn Berecht tot zijn (5 jaar
latere) _Jeptha_ den "matigenden" en "manierenden" invloed der
treurspelen zou uiteenzetten; voornamelijk gegrond op den gewekten
schrik.
[30] _spitsvondig_. Niet
|