aarom wij namaals wachten,
Na 't overleven van een tafel erfgeslachten[16],
Den Heer, die, God en mensch geworden in der tijd,
Den schepter voeren zal, en breed en overwijd
De starren, aarde, en zee, en al wat leeft regeeren,
Verbergt de Hemel u; de tijd wil d' oorzaak leeren.
Gehoorzaamt Gods bazuin; gij hebt zijn wil gehoord.
LUCIFER:
Zoo zal een vreemdeling, een worm, het hoogste woord
Hier boven voeren, en een ingeboren zwichten[17]
Voor vreemde heerschappij? de mensch een zetel stichten
Zoo verre boven God?
GABRIEL:
Genoeg u met uw lot
En staat en waardigheid, u toegeleid van God.
Hij hief u in den top van alle Hierarchijen:
Doch niet om iemands glans en opgang te benijen.
De wederspannigheid verplet haar hoofd en kroon,
Indien ze wederstreef des Oppersten geboon.
Uw aanzien schept zijn licht alleen uit Gods vermogen.
LUCIFER:
Ik heb tot nog mijn kroon voor God alleen gebogen.
GABRIEL:
Zoo buig ze ook voor 't besluit der Godheid, die het al
Wat wezen heeft uit niet, of namaals wezen zal,
Bestiert tot zeker eind, hoewel wij 't niet beseffen.
LUCIFER:
Den mensch in 't heilig licht der Godheid te verheffen,
Den mensch, zoo hoog met God vergodlijkt in zijn troon
Te zien het wierookvat toezwaaien, op den toon
Van duizend duizenden eenstemmige koralen,
Verdooft de majesteit en diamanten stralen
Van onze morgenstar, die straalt nu langer niet;
En 's Hemels blijschap slaat aan 't kwijnen van verdriet.
GABRIEL:
De zaligheid bestaat in een gerust genoegen,
In 't stemmen met Gods wil, en zich naar Hem te voegen.
LUCIFER:
De majesteit van God en Godheid wordt verkleend,
Indien ze haar natuur met 's menschen bloed vereent,
Vereenigt[18], en verbindt. Wij Geesten grenzen nader
Aan God en Zijn natuur, als zoons van eenen Vader
Geteeld, en Hem gelijk. Indien 't geoorloofd is
Te stellen tegens een deze ongelijkenis
Van een oneindigheid en 't eindig', de bepaalde
Bij d' onbepaalde macht. Indien de zon verdwaalde
Uit hare streke, en zich bekleedde met een smook[19],
Om al den aardkloot toe te lichten, uit een rook
En zwarten damp, hoe zou de vreugd der wereld sterven!
Wat zou het aardsch geslacht al glans en leven derven!
De zon al majesteits ontberen, in haar loop!
Ik zaag den hemel blind, de starren overhoop,
Wanorden orden en geschiktheid overrompelen[20],
Indien de bron van 't licht haar klaarheid kwam te dompelen
In 't graf van een moeras. Verschoon me, o Ga
|