FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   >>  
beloof U wetenschap en licht. Wat deist ge, bang voor schennis? Tast toe, en word God zelf in wijsheid en in kennis En wetenschap gelijk, en eere en majesteit, Hoezeer Hij 't u benij. Zoo vat men 't onderscheid, Het wezen en den aard en d'eigenschap der zaken." Terstond begint het hart der schoone bruid te blaken, T'ontvonken, en zij vlamt op d'aanprezen vrucht. De vrucht bekoort het oog, het oog den mond, die zucht. De lust beweegt de hand al bevende te plukken. Zoo plukt ze en proeft en eet (dat wil haar afkomst drukken!) Met Adam, en zoodra hunne oogen opengaan, En zij hun naaktheid zien, bedekken ze, met blaan, Met vijgenloof, hun schaamte en schande en erfgebreken[77], En gaan zich in geboomte en schaduwen versteken, Versteken, maar vergeefs, voor 't aldoordringende oog. De lucht betrekt allengs. Zij zien den regenboog[78] Gespannen, als een bode en voorspook van Gods plagen. De Hemel treurt in rouw. Geen handenwringen, klagen, Noch schreien helpt den mensch en zijne weergade. Ach! Het weerlicht reis op reis; het dondert slag op slag[79]. Al wat men hoort en ziet, is schrik en angst en zuchten. Zij vluchten voor hun schim, maar kunnen niet ontvluchten Den worm, die 't hart doorknaagt, het overtuigd gemoed. Zij knikkebeenen beide, en struiklen, voet voor voet. Het aangezicht ziet doodsch, en d'oogen, diepverdronken In tranen, zien geen licht. Hoe is de moed gezonken! Hoe stak hij flus het hoofd zoo moedig in de lucht! Het ritslen van een blad of beek, een klein gerucht Verbijstert hen; terwijl een zwangre wolk komt dalen, Die scheurt, en baart allengs een licht, een glans en stralen, Daar d'Opperste uit verschijnt, in dien bedrukten staat, En dondert met zijn stem, die hen ter aarde slaat. REI: Och, och! och, och! de mensch waar' nutter nooit geschapen. Dat leert zich aan een vrucht, een mondvol saps, vergapen! GABRIEL: "O Adam!" dondert God, "waar zijt gij toe geraakt?" "Vergeef me, o Heer! Ik vlucht uw aanzicht, bloot en naakt." "Wie leerde u," vraagt hem God, "uw schaamte en naaktheid kennen? Durft gij uw lippen aan verboden vruchten schennen[80]?" "Mijn gade, mijne bruid, bekoorde mij, helaas!" Zij zegt: "De slimme slang bedroog me met dit aas." Dus schuift elk van den hals den oorsprong der gebreken[81]. REI: Gena! Wat vonnis wordt op dit vergrijp gestreken? GABRIEL: De Godheid dreigt de vrouw, die Adam heeft verleid, Met ween, en barensnood, en onderworpenheid; Den man met arbeid,
PREV.   NEXT  
|<   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   >>  



Top keywords:
dondert
 

vrucht

 

mensch

 
naaktheid
 

GABRIEL

 

schaamte

 

allengs

 

wetenschap

 
moedig
 
ritslen

nutter

 

geschapen

 

gezonken

 

stralen

 

Opperste

 

zwangre

 

scheurt

 

terwijl

 

Verbijstert

 
verschijnt

bedrukten
 

gerucht

 
vlucht
 

schuift

 

oorsprong

 

gebreken

 

helaas

 
slimme
 
bedroog
 

vonnis


verleid
 

barensnood

 

onderworpenheid

 

arbeid

 

vergrijp

 

gestreken

 

Godheid

 

dreigt

 

bekoorde

 

aanzicht


Vergeef

 

geraakt

 

mondvol

 
vergapen
 

leerde

 

schennen

 

vruchten

 

verboden

 

vraagt

 

kennen