FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58  
59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   >>   >|  
zich beraden. APOLLION: Gij weet wat Michael, Gods Veldheer, al vermag: Gods regimenten staan verplicht aan zijn gezag. Hij draagt den sleutel van het wapenhuis[33], hier boven. De wacht is hem betrouwd. Hij houdt op alle Hoven[34] Getrouw een wakende oog, zoodat er niet een star Van al het hemelsch heir, in 't minst, zich reppen dar[35], Noch op dien hemeltocht uit zijn gelid verroeren. Men vangt haast aan[36], maar zulk een oorlog uit te voeren, Dat draaft ons macht voorbij, en sleipt een langen staart Van zwarigheden na. Wat tuig, wat stormgevaart' Kan tegens hem bestaan, en d'opperbenden sloopen? Al zette 's Hemels slot zijn diamantpoort open, Het vreesde list, noch laag, noch overrompeling. BELZEBUB: Indien men ons besluit bekrachtig' met de kling, Ik zie de morgenstar op onzen hoogen standerd Braveeren[37]; 's Hemels staat en heerschappij veranderd. APOLLION: De Veldheer Michael voert, ruim zoo trotsch en fier, Gods wonderlijken Naam[38] in 't veld van zijn banier, De zon in top. LUCIFER: Wat baat een naam met licht geschreven? Een heldenstuk als dit wordt geenszins doorgedreven Met tittelen[39] en pracht, maar dapperheid en moed En treken[40], van vernuft en loosheid uitgebroed. Gij zijt een meester, tuk om Geesten in te luien[41], Te rijgen aan uw snoer, te leiden, op te ruien. Gij kunt bederven zelfs de vroomsten van de wacht; En leeren weifelen wat nooit op weiflen dacht. Begin, wij zien Gods heir gereten aan twee deelen; De hoofden en de leen aan 't woeden en krakeelen; De meeste macht alree geblinddoekt en verdoofd, En oversten en elk vast roepen om een hoofd. Indien ge een vierde deel op onze zij kunt troonen[42], Men zal uw kloek beleid met eere en ambten kronen Ga hene, en overleg dit stuk met Belial: Het moet er duister zijn, daar hij verdolen zal. Zijn tronie, glad vernist van veinzen en bedriegen, In 't mommen niemand kent, die haar voorbij kan vliegen[43], Ik stijg te wagen: leg het over[44] met u twee. De Hofraad is vergaard en wacht ons' komst alree. Men zal, zoodra gij komt, u beiden binnen roepen. Heer Overste, bewaak de hofpoort met uw troepen. BELIAL. APOLLION. BELIAL: Gods Stedehouder dient zich van ons beide omhoog. APOLLION: Wij vliegen te gelijk, als pijlen van zijn boog. BELIAL: En doelen op een wit, doch hachelijk te raken. APOLLION: Sta vast, de Hemel wil van dezen aanslag kraken. BELIAL: Laat kraken al wat wil
PREV.   NEXT  
|<   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58  
59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   >>   >|  



Top keywords:

APOLLION

 

BELIAL

 

vliegen

 
Michael
 
kraken
 

roepen

 

Hemels

 

Indien

 
voorbij
 

Veldheer


troonen
 

vierde

 

ambten

 

kronen

 

beleid

 

Geesten

 

leiden

 

bederven

 
hoofden
 

woeden


rijgen

 

deelen

 

gereten

 

krakeelen

 

weiflen

 

weifelen

 

leeren

 

vroomsten

 

meeste

 

geblinddoekt


verdoofd

 

oversten

 
niemand
 

hofpoort

 

bewaak

 

troepen

 

Stedehouder

 
Overste
 
zoodra
 

beiden


binnen

 
omhoog
 

aanslag

 

hachelijk

 
pijlen
 
gelijk
 

doelen

 

vergaard

 

verdolen

 

tronie