FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52  
53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   >>   >|  
rijst, en zoekt den weg naar boven, Om met een aardschen glans den Hemel te verdooven. Borduurt geen kronen meer in Lucifers gewaad, Verguldt zijn voorhoofd niet met eenen dageraad Van morgenstarre en straal, waarvoor d'Aartsenglen nijgen; Een andre klaarheid komt in 't licht der Godheid stijgen, En schijnt ons glansen dood; gelijk de zon, bij daag, De starren dooft, voor 't oog der schepselen omlaag. 't Is nacht met Engelen[3] en alle Hemelzonnen: De menschen hebben 't hart des Oppersten gewonnen, In 't nieuwe Paradijs; de mensch is 's Hemels vriend: Ons' slavernij gaat in. Gaat hene, viert en dient En eert dit nieuw geslacht, als onderdane knapen. De menschen zijn om God, en wij om hen geschapen. 't Is tijd, dat 's Engels nek hun voeten onderschraag', Dat ieder op hen passe, en op de handen draag', Of op de vleugels voere, op d'allerhoogste tronen[4]. Onze erfenis[5] komt hun als uitverkoren zonen. Onze eerstgeboorte leit nu achter, in dit Rijk. De zoon des zesden dags, den Vader zoo gelijk Geschapen, strijkt de kroon[6]. Met recht is hem gegeven De groote staf[7], waarvoor alle eerstgeboornen beven En sidderen. Hier geldt geen tegenspraak; gij hoort, Wat Gabriel bazuint voor 's Hemels gouden poort. BELZEBUB: O Stedehouder van Gods Opperheerschappijen, Wij hooren 't al te wel, en, midden in 't verblijen Der Reien, eenen klank, die 't eeuwig feest[8] bedroeft. De last van Gabriel leit klaar: dat woord behoeft Geen Cherubijnetong, om ons den zin t' ontvouwen. Men hoefde Apollion naar d'onderste landouwen Niet af te vaardigen, om nader ga te slaan, Wat Adam al bezit, zoo laag beneen de maan: Het blijkt hoe heerlijk hem de Godheid begenadigt, Ja door een lijfwacht van veel duizenden verdadigt, En handhaaft in zijn staat en aanzien, min noch meer Of hij gehuldigd waar tot aller Geesten Heer. De poort des Hemels staat voor Adams afkomst open. Een aardworm, uit een klomp van aarde en klei gekropen Braveert uw mogendheid. Gij zult het menschdom zien Zoo verre boven u, en, vallende op uw knien, Met nederslachtigheid[9] en neergeslagene oogen, Aanbidden zijne macht en hoogheid en vermogen. Het zal verheerelijkt van d'allerhoogste macht, Zich zetten aan de zij der Godheid, in zijn kracht, En heerschen, langer en nog wijder dan de ronden[10] Der endlooze eeuwigheid, aan tijd noch plaats gebonden, Om God, haar middelpunt en omloop te gelijk, Zich draaien, zonder rust. Wat hoeft men klaarder blijk, Dat God de mensc
PREV.   NEXT  
|<   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52  
53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   >>   >|  



Top keywords:

gelijk

 

Hemels

 

Godheid

 
menschen
 

waarvoor

 
allerhoogste
 

Gabriel

 

heerlijk

 
verdadigt
 
duizenden

begenadigt

 

lijfwacht

 
aanzien
 
handhaaft
 
behoeft
 

Cherubijnetong

 

ontvouwen

 

bedroeft

 

eeuwig

 
hoefde

beneen

 
blijkt
 

onderste

 

Apollion

 

landouwen

 

vaardigen

 
Braveert
 
langer
 

wijder

 

ronden


heerschen

 

kracht

 

vermogen

 

hoogheid

 

verheerelijkt

 

zetten

 

endlooze

 
eeuwigheid
 

klaarder

 

zonder


draaien
 

gebonden

 
plaats
 
middelpunt
 
omloop
 

Aanbidden

 

aardworm

 
gekropen
 
afkomst
 

Geesten