aan op de
lijst, in dien tijd vaak aldus versierd. De sieraden Z.M.'s
ordeteekenen.--_Deus nobis haec otia fecit_. (_Virgilius_): een god
heeft ons deze rust verschaft.
* * * * *
BERECHT
AAN ALLE KUNSTGENOOTEN, en BEGUNSTIGERS DER TOONEELSPELEN.
Hier wordt u, om uwen kunstijver weder t'ontsteken en uwen geest teffens
te stichten en te verkwikken, het heilig treurtooneel[1], dat den Hemel
afbeeldt, opgeschoven. De groote Aartsengelen, Lucifer en Michael, elk
met hunne aanhangelingen van wederzijde gesterkt, komen de stellagie
stoffeeren[2] en hunne rollen spelen. Het tooneel en de personagien
zijn zeker zoodanig, en zoo heerlijk, dat ze eenen heerlijker stijl
vereischen en hooger laarzen[3], dan ik haar weet aan te trekken.
Niemand, die de spraak van d'onfeilbare orakelen des goddelijken Geests
verstaat, zal oordeelen, dat wij een gedichtsel van Salmoneus[4]
bijbrengen, die midden in Elis, op zijnen wagen en metalen brug, Jupijn
braveerende, en met een brandende fakkel den bliksem en donder
nabootsende, van den donder geslagen werd; nochte wij vernieuwen hier
geen grijze fabel van den Reuzenstrijd[5], onder wiens schorse de Poezy
hare toehoorders reukelooze[6] verwaandheid en godlooze kerkschenderijen
zocht te verleeren, en natuurkennis in te boezemen; namelijk, dat lucht
en winden, in den hollen buik en het zwavelachtige ingewand der aarde
besloten, bijwijlen ademtocht zoekende, met geweld van geborsten
steenrotsen, smook en rook en vlammen, en aardbevingen, en schrikkelijk
geluid, uitbersten, en, hemelhoog opgestegen, in het neerstorten den
grond van land en zee met assche en steenen bestulpen, en ophoopen.
Onder de Profeten verzekeren ons van den afval des Aartsengels en zijnen
aanhang, Isaias en Ezechiel[7]; bij den Evangelist, Christus, het
allerwaarachtigste orakel, ons met eene stem uit den Hemel bevolen te
hooren; en endelijk Judas Thaddeus, zijn getrouwe Apostel; welker
spreuken waardig zijn in eeuwig diamant, en waardiger, in onze harten
geprint te worden. Isaias roept: "_O Lucifer, die vroeg opgingt, hoe
zijt ge ter aarde geploft! die de volken kwetste, in uw harte spraakt:
Ik wil in den Hemel stijgen, mijnen stoel boven Gods gestarnte
verheffen, op den berg des verbonds aan de Noordzijde zitten. Ik wil
boven de hooge wolken steigeren, den Allerhoogsten gelijk worden; maar
gij zult ter Helle toe, in den poel des afgronds, vernederd worden_."
God spreekt door Ezec
|