jd daartegen nutteloos is. Het eenige dat ik doe--is
mijn leed er over uiten.
--En dit nu in verband met de kunst? met die heele serie begrippen die
men thuis brengt onder de benaming "gemeenschapskunst"?
--De eenige deugd, die ik aan mijn schrijverij toeken, is de deugd die
Van Oort er in heeft gezien, de oprechtheid. Ik geef me zelf in
volledige oprechtheid. Ik heb niets anders te geven. Iets anders doe ik
niet. De gemeenschapskunst is alleen voor menschen die het leven
liefhebben. Wat zullen we gaan wandelen--als we niet van wandelen
houden? Natuurlijk, als we gaan wandelen, dan spreken we af dat we
meenemen een paar schoenen, een veldflesch en een kaart.... Maar ik zeg
dikwijls: Jesus, vader en moeder, waarom heb je me gemaakt? Ik kan met
de menschen onmogelijk die plannen meemaken voor die wandelreis. Ik
blijf liever thuis.... Het verschil tusschen Kloos en mij is, dat hij de
Onbewustheid lief heeft, en ik er bang voor ben. Op den grond van alles
voel ik de natuur als een zich niet aan ons openbarende, even wreede als
prachtige macht. Ik heb in later jaren twee regels van Leconte de Lisle
leeren kennen, die voor mij een levensleus inhouden:
La nature se rit des souffrances humaines
Ne contemplant jamais que sa propre grandeur.
Aan den eenen kant die schoonheid van de natuur--aan den anderen kant
dat ze daar alles aan opoffert. Kloos is in zijn hart een godsdienstig
man. Ik ben godsdienstig opgevoed, maar mijn levensvrees was altijd te
groot. Ik zei u al, ik kom uit Harderwijk, een stadje van zesduizend
inwoners. Het stadje van de kolonialen, die er een groot _air_ van
triestheid aan gaven, iets vreeselijks.... Aan den eenen kant die wreed
calvinistische visschersbevolking, die niet tevreden was of de domine
moest elke week van hel en verdoemenis preeken, aan den anderen kant die
exploitatie van de kolonialen, die in het stadje werden gehouden om er
hun geld te verteren. Na mijn vader's dood is mijn moeder daar nog
enkele jaren blijven wonen, in die eenzaamheid. En zij ging er
natuurlijk vreeselijk onder gebukt, dat ze zoo jong weduwe was geworden.
Maar ik dacht: Wanneer de broers het huis uit zijn, dan ga ik met moeder
wonen in Ermelo, omdat ik iets wilde dat nog veel stiller was dan
Harderwijk! En dat was nog voor mijn negende jaar. Ik kende nooit die
dankbaarheid voor het leven, die vrome menschen moeten voelen.
Misschien voelt zoo'n calvinist wel de toorn van den oud-testamentischen
god, maar een vro
|