--Het socialisme, antwoordde hij, laat mij vrijwel onverschillig. Ik
vind het heel mooi, maar het lost voor mij de levensvragen niet op. Als
de socialistische maatschappij er is, dan stel ik mij voor, dat die, zoo
niet aan me zelf dan toch aan onze kinderen, zou brengen een vergemak-
kelijking van het leven. Maar--ik behoor ook tot de proletariers--ik
stel mij voor, dat de levensvragen dan precies even bloot en onopgelost
voor ons zouden liggen....
--Wilt u meteen duidelijk zeggen wat die vragen zijn?
--Die vragen zijn dan het gevoel dat het leven geen doel heeft, geen
reden en geen oorzaak heeft, waar ik "ja" op zeggen kan. En dat ik in
het leven zie voor iedereen veel leed en veel meer wreedheid dan lust.
Zoodat het _fond_ van mijn bestaan is een volstrekt ongeloof, het
tegendeel van godsdienstigheid, en ik alleen door menschenliefde ben
gaan berusten. Maar daarom nog niet zie in het socialisme, hoewel dat
natuurlijk ook op menschenliefde gebaseerd is, een ding, waarmede dat
zelfde leven wordt gemaakt tot een blij iets. Daar zou ik met veel
plezier over doorpraten als u het goedvindt....
--Ik zal u wel waarschuwen als u voor mijn doel te ver gaat.
... Wanneer ik dan lees "Pan" van Gorter, dan voel ik, dat ik het werk
mislukt vind als geheel, maar er _magnifique_ dingen in vind, en een
streven dat mij _sympathique_ is. Ik vind Gorter een erge kraan ... we
spreken hier natuurlijk van mensch tot mensch ... maar op den bodem van
"Pan" ligt een levensblijheid, een levensvreugde ... een geloof in het
leven ... die ik bijna kinderlijk naief vind. Ik voel me zelf als iemand
die nooit een kind is geweest. Daartegenover voel ik een man als Gorter
als iemand die altijd een kind is gebleven.... Wanneer nu morgen het
socialisme komt, dan zou daarmee o.a. zijn weggenomen de ... godvergeten
... groote ... onnoodige ... wreedheid van de armoe. Maar als het
socialisme morgen kwam, dan zou niet de wereld met al het andere dat nog
zou zijn goed te maken zooveel verder zijn gebracht. U hebt alles
noodig, niet waar? Ik geef u een paar schoenen en dat is heel wat voor u
waard. Maar wanneer uw kind doodelijk ziek lag, wanneer u voor goed
gebrouilleerd was met uw vader en moeder ... wat hebt u dan aan die
schoenen van mij?... _Au fond_, groote god, ga ik met de socialisten
heelemaal mee, maar ik vind niet dat hun strijd gaat tegen de dingen
waar ik tegen strijden zou--als ik streed. Maar ik strijd niet, omdat ik
geloof dat alle stri
|