langer hoe meer, o.a. ook geleerd
door uw vriend Goethe, komen tot het weer terug willen hebben van het
Levensinzicht als basis van alle literaire kunst.
En als ik iets als onbelangrijk voel--als een ding dat me niet
interesseert--dan is 't het realisme, dat aan de loutere beschrijving
zonder meer van een brok werkelijkheid z'n volle kracht geeft. Dat zou
ik nooit kunnen doen.
Vandaar dat mij terecht zoo vaak is verweten dat in mijn boeken de
plastiek schraal was. Die heeft mij altijd weinig geinteresseerd. Om u
een voorbeeld te geven. Een figuur van wie ik altijd ontzettend veel
gehouden heb is geweest mevrouw Bosboom-Toussaint. Ik heb gedweept met
haar "Huis Lauernesse". Maar nu weet u wel, er zijn in het begin een
zestal pagina's waar het kasteel wordt beschreven. En tot op den
huidigen dag heb ik die niet kunnen lezen, terwijl ik het heele boek wel
twintig maal gelezen heb!... Ik weet geloof ik wat u vragen wilt.
Wanneer u in mijn huis een zeker streven naar schoonheid opmerkt,--o,
niets bijzonders,--maar een zeker pogen om door een beeldje hier en een
kleedje daar wat schoonheid te brengen, dan komt dat, doordat mijn vrouw
die in mijn leven heeft gebracht en heeft doen waardeeren. Mijn ideaal
is het ideaal van Schiller: een kamer met wit gekalkte muren en de meest
eenvoudige schrijftafel. En dat sluit aan bij mijn behoefte aan
eenzaamheid, om van een minimum te leven in den meest grooten eenvoud,
en dan te schrijven.... Dat ik dat niet gedaan heb, zit hem in mijn
groote behoefte, in allerlei opzichten, aan een vrouw. Het geestelijk
element van dat verlangen heb ik trachten te uiten in "Geertje", en het
andere element, het lichamelijk element en het leed daarvan, in de
"Zeven Vertellingen" en "Het Leed van den Hartstocht". Toen ik naar
Parijs zou gaan, had ik nog dat huisje in Voorst, waarvan ik u straks
vertelde, en daarin woonde mijn zuster alleen, en toen dacht ik: Als ik
nu maar hier bleef!--Maar het idee dat je van de boeken zou kunnen leven
was toen zoo veraf liggend, dat bij het beetje geld dat ik dan zou
hebben alle mogelijke ideeen van te kunnen trouwen waren uitgesloten.
Zoo is de intree in de maatschappij voor mij bepaald geweest niets dan
dwang.
Deze uitlating bracht me er toe, hem te vragen naar zijn meening over
het socialisme, niet de politieke richting die zoo heet, maar meer in
het algemeen de geestelijke strooming, die het maatschappelijke, ook in
de kunst, zoo sterk op den voorgrond stelt.
|