etterk. heeft de zaak in handen.--
[2] Woordelijk hetzelfde stuk werd gezonden aan Carel Scharten. En wat
zegt deze in den aanhef van zijn brief?
JOHAN DE MEESTER
[Illustratie: JOHAN DE MEESTER naar een krijtteekening van zijne
dochter, Annie de Meester]
(* 6 FEB. 1860)
Hij is nu heelemaal niet zoo als ik hem mij had voorgesteld: Niet zwaar
in zijn bewegingen, niet provinciaal in zijn kleeren, niet melancholiek,
niet stroef. Het is een genot bij hem gast te zijn. Zijn Medoc wordt
geuriger door de vriendelijkheid waarmede hij ze aanbiedt en de
kwistigheid waarmede hij ze zelf geniet, en men kan zijn Henry Clay's
niet weigeren, al rookt hij niet mee, want voordat ge dit laatste hebt
begrepen, is hij, rad sprekend en druk gesticuleerend, al aan de pointe
van een interessante gebeurtenis uit zijn rijke ondervinding. Hij is een
geroutineerd gastheer, hij geeft onweerstaanbaar leiding aan het
gesprek. Ik ben gekomen om te luisteren en hij brengt me aan het praten
over mijn beroepsbezigheden, over congressen die ik heb bijgewoond. Hij
is in de conversatie nooit onverschillig toehoorder. Hij volgt mij zeer
oplettend, en zijn vragen, langzaam, aarzelend begonnen,--dan eensklaps
uitloopend in een meesleependen woordenvloed, kerven als het ware in het
onderwerp, totdat zij het leven er van raken. Zijn stemgeluid doet niet
aangenaam aan. Men merkt op, dat hij scherp, heesch spreekt, zich nu en
dan al sprekend overspant, afbreekt met een droge kuch, een flinken
slok drinkt om zijn keel los te maken. Maar men vergeet dit al spoedig,
omdat men vol aandacht is voor het merkwaardige verschijnsel, dat hij in
Hollandsche woorden Fransch spreekt, haastig, haastig, een gedachte
omspelend met drie, vier zinnetjes die het maar zoo ongeveer doen, dan
plots zich bedenkend en het buitengewoon nauwkeurig zeggend, met een
Hollandsche _Derbheit_, die mij bijna te machtig zou worden, als ik er
niet in voelde een aansturen op niets sparende oprechtheid. Hij denkt
snel, hij denkt buitengewoon levendig, en als hij een gedachte uit laat,
worden de andere ideeen, weer door nieuwe volgsters opgedrongen,
ongeduldig, en hij komt krachten te kort om ze te formuleeren, zoo
levendig en roerig als hij ze voelt. Dan neemt hij zijn toevlucht tot
stopwoordjes: "Vreeselijk--heel erg--zoo verschrikkelijk," waarop hij
langdurig steunt en drukt, om dan met een zetje over te springen op het
woord dat hij eigenlijk bedoelt en dat daardoor in het spreke
|