l zes weken geduurd heeft. Hij zou
schilder worden en maakte een reisboek met teekeningen. Ik beschreef
thuis mijn reis zonder teekeningen, maar met verzen, en dat werden acht
schoolschriften in klad, een lang verhaal, met erg veel citaten, zooals
je dat op dien leeftijd doet.
Op mijn zeventiende jaar zijn we verhuisd naar Voorst bij Zutphen en
toen ben ik gekomen bij de registratie. Dat was iets ontzettends voor
me, maar aan den anderen kant wist ik hoe vreeselijk het zou zijn als
ik niet doorging. Ik ben uit een ambtenaren-familie, mijn vader en
grootvader waren burgemeester, een oom van me is notaris, mijn broer was
minister. In zulk een omgeving leer je zekere eischen van _comfort_ en
_social standing_ stellen, die je niet gemakkelijk opgeeft. En dan:--ik
leefde alleen met mijn moeder en zuster, in een aardig huisje met een
mooi strooien dak (later heb ik mij menigmaal voorgesteld dat ik mij
daarin zou vestigen). Mijn vader was vroeg overleden en we moesten
rondkomen van een f 1200 a f 1400. Mijn studie had al veel gekost aan
lessen en dergelijke dingen meer, en ik moest doorzetten, al voelde ik
er niets voor.
Om mij zelf eenigszins schadeloos te stellen, heb ik er toen dit op
gevonden, dat ik wel zou doorwerken, maar intusschen zou schrijven ook.
Ik heb toen een klein bundeltje schetsjes gemaakt: "Kleingoed", waarin
ik mij braaf accuraat had toegelegd op een keurigen vorm, _enfin_ iets
van Potgieter er in, die ik toen druk had gelezen, keurige zinnetjes,
maar een beetje luchtiger en leniger dan Potgieter--zoo ver was ik toen
al. Ik was 's middags zoo tevreden als ik na kantoortijd weer in de
spoor zat naar Voorst. Maar ik had een uur te wachten aan den trein, en
daar ontmoette ik iemand die aan de _Zutphensche Courant_ was en mij van
zijn baantje vertelde. En een poosje later kreeg mijn moeder de
schrikbarende mededeeling, dat ik gesolliciteerd had aan een krant en
van de registratie af wilde. Toen was de man die mij geestelijk steunde
die Van Rappard. Hij schreef mij onmiddellijk. Hij was jonkheer ridder
Van Rappard en zijn vader vond wel goed dat hij schilder werd, maar
onder de kennissen vonden natuurlijk velen het een groot bezwaar, dat
een jonkheer artiest zou worden. En hij schreef mij: Ik ben er 50% op
achteruitgegaan, maar jij zult er 80% op achteruitgaan,--ofschoon je
niet van adel bent. Er was toen nog heelemaal geen sprake van, dat je
schrijver kon worden zonder een baantje te hebben. Later heb ik mij
|