afgevraagd of het niet beter was geweest, bij de registratie te blijven,
om vier uur Harer Majesteits kantoor te sluiten en dan voor me zelf aan
het werk te gaan.
Toen ben ik al spoedig in Amsterdam gekomen, aan de "Amsterdammer" van
De Koo, en ik viel er dadelijk in een milieu van menschen van
beteekenis, (onder wie ook Van Deyssel) waardoor ik voelde wat er aan
mijn heele vorming ontbrak. Ik ontmoette tijdgenooten, niet alleen van
veel meer talent, maar ook veel rijper in levensbegrip. Ik leerde toen
ook Tak kennen die was vreeselijk aardig voor me. Hij was mijn chef en
ik zei "Meneer" tegen hem, maar als 's nachts de krant klaar was, nam
hij mij dikwijls mee naar zijn kamer, waar we dan een toddey dronken.
Hij was een idealistisch en vreeselijk ... innig-gemoedelijk man. Ik
herinner me nog, hij had een portret boven zijn schrijftafel, van een
nichtje van hem, en hij barstte op een morgen in tranen uit toen hij
over dat kind sprak. Om die sentimentaliteit van hem hield ik van hem
als van een ideeelen ouderen broer. Als ik om twaalf uur met een looden
kop op de krant kwam, dan had Tak zijn haren al gewasschen en zat weer
lustig te werken. Hij was zeer sterk en ik zwak, en toen ging ik voelen
de ellende van de onvrijheid door gemis aan fortuin. Dat gevoel ben ik
in de laatste jaren wat kwijt geraakt. Bij mijn huwelijk heeft sterk
gegolden het feit, dat mijn meisje aanleg dacht te hebben voor
schilderes en zei: Geen huishouden!--Ik dacht, dat gaat gemakkelijk: Jij
maakt schilderijen en ik schrijf, en zoo hebben wij geen zorg voor het
huishouden. Maar het is anders geloopen.--Ik geloof niet dat ik anders
den moed zou hebben gehad een huishouden te beginnen op de journalistiek,
waar ik steeds voelde: vrees voor het maatschappelijk leven. Ik ben
vreeselijk gauw op mijn teenen getrapt en den omgang met menschen heb ik
steeds gevoeld als iets dat meer zorgen gaf dan genot. Dat is wel niet
socialistisch, maar ik heb mij ook nooit voor een socialist uitgegeven.
Ik heb altijd geleden onder den druk van te moeten omgaan, nu eens met
die en dan weer met die--zooals een krantenman dat doen moet. Ik had heel
zwaar werk, veel werk, en ik herinner mij uit de Amsterdamsche jaren, dat
een vriend toen tegen me zei: "Kerel, sjouw jij zoo zwaar, of ben je
verliefd?" Want ik zag er zoo slecht uit. Maar dat kwam van het 's nachts
opzitten. Als verslaggever aan de oppositie-krant had ik het hard te
verantwoorden en ik wilde weg. De Koo begr
|