door den wind hierheen
gestoven zaden, weder een stuk gronds heeft veroverd, en wij zijn op de
wijde vlakte, waar de voet het schoone vloertapeet drukt der
veerkrachtige erica's.
Achter mij liggen nu de lange reeksen van pijnbosschen, die het
landschap aan die zijde omlijsten, eene lijn, rijzende en dalende te
gelijk met den bodem, versmeltend in steeds dampiger tonen en wegloopend
in den gezichteinder.
En voor mij, wat een rijkdom in die twee eenvoudige gegevens, eene
wijduitgestrekte vlakte en het koepelgewelf des hemels daaroverheen!
Nu eens helder en gespannen, laat die lucht de nog warme herfstzon over
de heide stralen; dan vormen zich in het westen dampen en groeien daar
tot een paar wolkjes aan, die als de rookwolk van een kanonschot daar
blijven neerhangen bij den gezichteinder; of vluchtend op den adem des
winds ijlen meerdere wolken elkander achterna en werpen evenzoo elkander
naglijdende banden van schaduw op de zonnige vlakte, die er de
verrassendste licht--en schaduwpartijen door wint.
Duizend geestige motieven voor het penseel liggen in dien grond met al
zijn hoogjes en laagjes, dien grond, die, zonder hooge heuvels toch
zachte zwellingen en dalingen der oppervlakte aanbiedt. Nu eens is de
heiplant en de dunne zwarte aardkorst opgerukt en ligt de witte
zandgrond bloot, ten gevolge van natuurlijke oorzaken of door het
afsteken van zeden, die als plaggen elders op den dorren grond tot
bouwaarde moeten strekken; ginds is eene moerassige streek, met eene
harde en leelijke grassoort ten deele begroeid, die bij overvloedigen
regen in deze vlakte een kleinen spiegel zal vormen; elders is de
bovengrond door den regen in slangsgewijs voortloopende groeven en
spleten omgewoeld, en zijn de geel--of roodachtige banken zand--oer
ontbloot.
Het meest karakteristiek is de hei in haar plantentooi. Hier en daar met
andere planten vermengd, varen, russchen en brummels of bezien, bestaat
haar meest kenmerkend gewas toch uit ericaceeen. Duizenden bij duizenden
in dichte bundels groeiend, bedekken de schoone erica's met hare bruine
stammen, hare fijne, donkergroene bladeren, en de stengels aarvormig
bezet met de lila en rozenroodachtige, zelden witte bloemen, den bodem,
en, geven daaraan die paars--bruine kleur, die naar de mate des lichts
hare schakeeringen meer naar het paars of naar het bruin doet
overhellen.
Zoo strekt zich dit landschap tot den verren, verren gezichteinder uit,
eene schier onbegrensde ruimte
|