geboren worden en reeds op die grond nimmer de vraag
naar een bepaald ras kan laten worden tot een begrenzing van de liefde tot onze
naaste en van de barmhartigheid, die we schuldig zijn.
Waar gij zo bij al deze gebeurtenissen betrokken zijt, moge Uw bewogenheid zich
vooral uiten in de vurige bede tot God, dat Hij ook in dat naar Zijn bestel onder
de volken verstrooide volk het volle licht van de Christus in steeds meerdere
mate wil doen doordringen en het bovendien als een klem op aller conscientie wil
leggen, dat noch de aristocratie van het ras, noch die van geslacht of natie
over de betekenis van ons leven beslist (Gal. 3:28, Coloss. 3: 1l), maar alleen
de Naam des Heren en dat Hij over de verwerping van die Naam eens Zijn heilige
recht zal spreken.
<59>
e. Afkondiging in een kerkdienst
Op zondagmorgen 23 maart 1941 was ik aanwezig in de Gereformeerde kerk te
Renkum/Heelsum. Ik was toen bijna 21 jaar oud, een jongeman die weinig of
geen heil zag in het christelijke geloof, laat staan in de kerk. Maar ja, als
je wegbleef uit de kerkdienst, kreeg je heisa in gezin en familie. Dus je zat
er, zij het zonder interesse.
Zondag aan zondag stond ds. H.Z. de Mildt op de preekstoel, niet zo jong meer,
beminnelijk, geen krachtpatser, ziekelijk; kort daarop zou hij met vervroegd
emeritaat gaan. Hij preekte met zachte stem, wat lijzig. In de bank rechts van
de preekstoel zaten de ouderlingen, in de bank links ervan de diakenen. Ik kende
ze allemaal van haver tot gort: winkeliers (evenals wij), arbeiders en boeren.
Met een van hen zou ik bijna slaande ruzie krijgen, toen hij tijdens het
huisbezoek (dat werd trouw leder jaar bij ieder gezin door twee ouderlingen
afgelegd) durfde te beweren dat je moest buigen voor de voorschriften van de
bezettende macht, die volgens hem toch de overheid was.
Die ochtend werd het herderlijk schrijven voorgelezen; nu vind ik het een veel
te uitvoerig stuk: het beslaat in "Delleman" vier grote bladzijden, met kleine
letters. Naar mijn herinnering duurde het toen helemaal niet lang. Ik luisterde
ademloos, de hele gemeente trouwens.
Het was kort na de februari-staking. Er waren al doden gevallen. Mijn dagboek
(niet dat van mijn zus dit keer) vermeldt: "Gisteren is van de kansel een
schrijven afgelezen dat uitmuntte door mannentaal. "En dat gebeurde overal,
door het hele land, in meer dan 800 kerkgebouwen. Het is nu moeilijk na te
voelen - ofschoon er achteraf op de inhoud zeker hier en daar kritie
|