n met Staatsaan-
gelegenheden. Deze verordening toch betreft uitsluitend Rijks- en Gemeente
ambtenaren en heeft niets te maken met de kerkelijke aangelegenheden. Zij is
ervan overtuigd dat art. 5 van de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden
een uitvloeisel is van de gedachten der Franse Revolutie, en dat een opkomen
voor de rechten daarin vervat niet een strijden is voor de Zaak van Jezus
Christus. Wanneer het om het laatste gaat zal Zij niet aarzelen om stelling te
nemen en zo nodig het martelaarschap ondergaan, maar zulks is nu niet het geval."
[2.11]
Men had in de betreffende commissie van deze - ongeveer 10.000 leden tellende -
Kerk blijkbaar de kwestie van het al of niet meedoen met het protest besproken,
onmiddellijk nadat ds. Buskes een en ander in het Convent aan de orde gesteld had.
Zoals nog blijken zal, heeft deze Kerk met latere protesten tegen de Jodenvervolging
wel meegedaan.
<45>
Het request - eigenlijk een protest - was gedateerd: 24 oktober 1940. Het l
uidde als volgt:
Excellentie
De ondergetekenden, vertegenwoordigende de navolgende Protestantse Kerken in
Nederland in zaken betreffende de verhouding dezer kerkgenootschappen tot de
Hoge Overheid, te weten:
1. De Nederlandse Hervormde Kerk;
2. De Gereformeerde Kerken;
3. De Christelijke Gereformeerde Kerk;
4. De Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband;
5. De Remonstrantse Broederschap;
6. De Algemene Doopsgezinde Societeit, gevoelen zich gedrongen, naar aanleiding
van de onlangs uitgevaardigde voorschriften, waarbij de benoeming en bevordering
van ambtenaren en andere personen van Joodse bloede in Nederland wordt verboden,
zich tot Uwe Excellentie te wenden.
De strekking van de genomen maatregelen, waarbij gewichtige geestelijke belangen
ten nauwste zijn betrokken, achten zij in strijd met de Christelijke barmhartigheid.
Voorts treffen deze maatregelen de leden der Kerk zelve voorzover zij in de
laatste geslachten tot het christendom zijn overgegaan en in volkomen gelijk-
gerechtigheid, zoals de Heilige Schrift uitdrukkelijk verlangt (Romeinen 11: 12,
Galaten 3:28), in de Kerken zijn opgenomen.
Eindelijk worden de Kerken op het diepst ontroerd, omdat het hier betreft het
volk, waaruit de Zaligmaker der wereld is geboren en dat het voorwerp is van
de voorbede der Christenheid, opdat het zijn Heer en Koning lere erkennen.
Het is om deze redenen, dat zij zich wenden tot Uwe Excellentie met het dringende
verzoek te willen med
|